zinde Roggeveen's, een ander geslacht dat pas na 1795 aan de
bestuurlijke bak kwam.
Er kwamen dus nieuwe regentenfamilies op na 1795, onder wie
een aantal katholieke en doopsgezinde geslachten. De meeste
roomse families woonden al geruime tijd in Schagen, zoals
Baas, Baasjen, Keet, Opdam en Dudij. In de jaren 1796-1798
kwamen zeker zes katholieken in de municipaliteit, namelijk
koopman Lambert Bes, winkelier Cornelis Opdam, koekenbak
ker Andries Dudij, houtkoper Klaas Zomerdijk en de landbou
wers Dirk Jongejan en Arien Lover. Net als bij de gereformeerde
bestuurders van voor 1795 waren ook deze families sterk door
huwelijken met elkaar verbonden. Zomerdijk was geparenteerd
aan Baasjen (ca. 1775) en Lover (1823) en via hen aan onder
meer aan Keet, Opdam en Dudij.
Bij de doopsgezinde geslachten kwamen Jongerling, Walig en
Roggeveen in het nieuwe bestuur van Schagen. Wijnkoper
Rens Jongerling (1761-1801) kwam uit Zijpe en liet van zich
spreken in 1797. Zijn zuster huwde oud-commandeur ter wal
visvaart Jan Walig (1753-1828) uit Den Helder, die regelmatig
burgemeester werd vanaf1804 en aaneengesloten van 1813 tot
1826. Ten slotte was er Willem Roggeveen (1754-1817), net
als zijn vader grutter te Schagen. Hij werd in 1809 tot maire of
burgemeester benoemd. Zijn nazaten werden o.a. gemeentebo
de en gemeente-ontvanger. N et als Jongerling en Walig huwden
zij met leden van vooraanstaande geslachten in Schagen, zoals
Westingh, Barsingerhorn en Denijs. De later bekende schrij
ver Leonard Roggeveen (1898-1959) kwam uit deze familie
voort.12
De welstand en de levensstijl van
de Schagense elite
De Schagense bovenlaag was niet buitengewoon rijk in de 18e
eeuw. In 1742 moest ruim vijfprocent van alle huishoudens
belasting betalen, dat betekent 18 personen met een jaarinko
men van fl. 600 of meer. Deze groep was aanzienlijk kleiner dan
die in steden als Medemblik, Monnickendam en Purmerend
met zo'n 13.4% taxabele bewoners. Het hoogste inkomen in
1742 was fl. 1200 per jaar en in 1812 was het topinkomen niet
veel hoger met fl. 1139.13 Onder de burgemeesters had Cornelis
Barsingerhorn in 1742 het hoogste inkomen met fl. 700.
De regenten leefden betrekkelijk eenvoudig in hun huizen
rond de Plaats, de Kerkbuurt, aan de Hogezijde (de Gedempte
Gracht), 't Noord en aan de Loet. In 1742 hadden de Schage-
naars ten minste 21 sjezen of rijtuigen en zo'n 40 paarden ter
beschikking. Onder de rijtuigbezitters waren zo'n zes regenten,
namelijk belastinginner Barsingerhorn, advocaat Van der Beek,
baljuw Boers, rentmeester Bregman, secretaris Kerkhoven en
molenaar Lagedijk. Huispersoneel was er in vrijwel alle welge
stelde gezinnen, meestal één bediende. Van de regenten had
alleen baljuw Boers twee man huispersoneel. Bij rijke katholieke
en doopsgezinde families zoals Baas, Baasjen, Paapman en Rog
geveen, waren ook twee huisbedienden.14
Een manier om de welstand van de Schagense elite te meten,
is de hoogte van de belasting voor het begraven. Deze zgn.
impost was verdeeld in zes klassen van fl. 30 tot pro deo voor de
allerarmsten.15 In de klasse van fl. 30 impost werden leden van
de elf burgemeestersfamilies begraven. Bij de families Barsin-
gerhorn, Van der Beek, Butter, Mulder en Westingh ging het
zelfs om meerdere personen. Tot de klasse van vijftien gulden
behoorden leden van tien geslachten, onder wie twee nota
rissen Hoflaan. Leden van acht families, onder wie Hoep en
Boonacker, werden begraven in de klasse van zes gulden. Leden
van twaalffamilies lieten zich begraven voor drie gulden. In
de pro deo-groep waren vertegenwoordigers van vier families,
onder wie Hoep.
De regenten leefden betrekkelijk
eenvoudig in hun huizen rond de Plaats
In de impostklasse van 30 gulden waren verschillende beroepen
vertegenwoordigd. Drie van hen hadden belangen in de olie
molen, nl. Mulder, Hoogland en Guldewagen. Verder waren er
twee kaarsenmakers/schoenmakers: Butter en Putter. Blijkbaar
brachten deze industriële activiteiten nog veel geld op. In de
juridisch-bestuurlijke sfeer zaten Van der Beek en Westingh.
Tenslotte waren er één schipper (Breet) en één landbouwer
(Stammes) in de categorie van 30 gulden. In de groep van 15
gulden impost kwamen veel meer landbouwers voor.
Barsingerhorn was met zestien begrafenissen in de klasse van
fl. 30 wel de meest welvarende familie van Schagen. Andere
burgemeestersfamilies waren minder rijk en daar variëerde de
begraafimpost nogal. Zo werden leden van de familie Hoep in
drie klassen begraven, van fl. 15 tot pro deo. Mamus betaalde
in twee klassen: 15 en 3 gulden. De familie Bras was het minst
welvarend. Zij hielden het bij uitvaarten van 6 en 3 gulden.
In de Bataafs-Franse Tijd verarmde de Schagense elite. De laat
ste dure begrafenissen van regenten vonden tot aan het einde
21