in de lange achttiende eeuw (1700-1810) In het gewest Holland is veel onderzoek gedaan naar de stedelijke elites in de 18e eeuw met studies van o.a. Leiden, Hoorn en Gouda. Maar dat geldt veel minder voor de bestuurselites van het platteland en de kleine steden. Van sommige plaatsen zijn wel mooie historische studies verschenen, die overigens merendeels de Patriotten- en Bataafs Franse Tijd van na 1780 behandelen, zoals Graft, Durgerdam evenals Heusden en Altena. Over Cromstrijen is een publicatie over het bestuur van voor 1780 uitgebracht.1 Mijn bedoeling is om onderzoek te doen naar de sociaal-historische en genea logische achtergronden van het patriciaat en de elites van het 18e-eeuwse Hollandse platteland en de kleine steden die geen stem hadden in de Staten van Holland. Het patriciaat staat voor de politieke bestuurders van een stad, dorp ofregio. Elite is een ruimer begrip dat betrekking heeft op alle vooraanstaande groepen van zowel openbaar bestuur als ook van bijvoorbeeld ondernemingen en kerken. De stad Schagen is gekozen als case study om een voorlopig beeld te schetsen van de elite van een kleine marktstad in een landelijke omgeving, met enige industriële activiteit en waar de invloed van de grote Hollandse steden niet zo groot was. De nadruk ligt daarbij naast de rentmeesters, baljuws en secretaris sen vooral op de burgemeesters. Schagen ligt in het uiterste noordwesten van West-Friesland met een kleine kern rond slot, kerk en markt. Er was bewoning langs de toevoerwegen Loet, Hoep en 't Noord, en in het buitenge bied langs dijken en op terpen met buurschappen als Avendorp, Keinse en Tjallewal. In de 16e eeuw kreeg Schagen een groter achterland in de vorm van de droogmakerijen Zijpe (1597) en Wieringerwaard (1612). In 1415 kreeg de plaats stadsrechten, maar ze kreeg geen stem in de Staten van Holland. De stad groeide voorspoedig en ze had 2638 inwoners in 1622. Daarna nam het inwonertal behoorlijk af, naar ongeveer 1327 in 1798. Een derde van de bevolking van Schagen was gereformeerd, een kwart rooms-katholiek en vijf procent was doopsgezind.2 De economie was er net als elders in het Noorderkwartier over zijn hoogtepunt heen in de 18e eeuw. De landbouw was de belangrijkste werkgever in Schagen. De boeren maakten er tus sen 20 tot 25% van de bevolking uit. In 1742 waren na de boeren de volgende beroepsgroepen het grootst: de winkeliers (17), de timmerlieden en houtkopers (13), de schoenmakers, looiers en kaarsenmakers (13), de bakkers (11) en de schippers (10). Tezamen omvatten deze 18.5% van de huishoudens. Verder wa ren er enkele messenmakers en zilversmeden.3 Onder de hoger opgeleide beroepen vielen de vijfmedici op (arts, chirurgijn en apotheker) en twee tot drie notarissen. Belangrijk waren de vier molens in Schagen, namelijk twee korenmolens, één op de Loet en één op 't Noord, een houtzagersmolen op de Loet en een oliemolen op 't Noord. De bestuursélite van •31111 'Tl ÜUHCHOllN SCHACEN Overzichtskaart van de gemeente Schagen en Burghorn behorende bij de pré-kadastrale kaarten, opgemeten en getekend door Pieter Leek, 1819. De Marktplaats te Schagen, uijt de Herberg de Roode Leeuw gezien, 1823. Penteke ning van Cornelis Bok (1777-1836), breed 49 x hoog 39 cm, Gemeente Schagen. 16

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kakelepost - Schagen | 2017 | | pagina 16