deel 2 Hieronder vindt u het vervolg van het artikel Tot de Nieuwstraat. Nu gaat het vooral over de beide huizen tussen de Schoolsteeg en de Nieuwstraat, in het bijzonder over het hoekhuis (de huidige FEBO), dat inmiddels opnieuw van eigenaar is gewisseld. Tussen de Oude Schoolsteeg en de Nieuwstraat De naam Schoolsteeg duidt erop dat door dat glop het schooltje te bereiken was. Dat moet dus achter de huizen van de Kerkebuurt hebben gestaan. Het is niet bekend waar precies en hoe lang het er heeft gestaan. Vermoedelijk is het schooltje al in de tweede helft van de 16e eeuw vervangen door een ander gebouw aan een andere Schoolsteeg - letterlijk - die in de Nieuwstraat begon, vlak achter de twee huizen die aan de Kerkebuurt stonden aan de andere kant van de Nieuwstraat. Dat is de reden waarom de eerste Schoolsteeg in aktes ook wel de Oude Schoolsteeg wordt genoemd. Verder komen we deze steeg ook wel tegen als de 'gemeene steegh'. 'Gemeen' heeft hier dezelfde betekenis als het woord 'gemeen' in de 'Gemeneweg', nu de Menisweg, namelijk 'algemeen', voor algemeen gebruik, openbaar zeggen we nu. Als we in de tiende penning van 1557 het rijtje van bewoners op de Kerkebuurt vervolgen waarmee we zijn begonnen, dan is - zoals we al hebben gezien - de eerstvolgende naam Jan Harcxsz. In 1544 ging het om Jacob Gherijtsz. De tiende penning van 1561 verschaft geen duidelijkheid. Het gaat daarin om Heer Jan Huesden of Huresden pastor. Deze drie namen komen alleen hier voor, we vinden ze niet in het transportregister, noch als ko per van een huis ofland, noch als belendende, althans duidelijk als bewoners van een huis aan de Kerkebuurt. De eerste die daar onmiskenbaar en goed plaatsbaar woont, is Albert Cornelisz Schoenmaker, later bekend als Albert Cornelisz Plaats. In de generale pacht van 1605 staat hij vermeld als bezitter van in totaal ruim 18 gars land die 90 gulden pacht opbrengen, zijn inboedel en zijn huisraad en twee koeien en 800 gulden baar geld en het cleijn huijske'. Aangezien er niet vermeld wordt waar dat huisje staat, moeten we aannemen dat het naast zijn huis staat aan de Kerkebuurt. Dat kleine huisje wordt verhuurd. Ook in generale pacht van 1638 vinden we Albert Cornelis met sijn kinderen vermeld. Hij moet evenveel pacht betalen als de vorige keren, ten bedrage van 39 schel lingen. Dat is redelijk veel. Albert Cornelisz Schoenmaker is in goeden doen. Aangezien zijn naam het zegt, moeten we er wel van uitgaan dat hij ook inderdaad o.a. schoenmaker was. De eerste keer dat hij genoemd wordt in de transportaktes is in 1590, hij heeft dan een akkertje bouwland aan het Nespad. In een akte van 18 februari 1598 lezen we, dat Jan Simonsz Rolle aan Bartelmeeus Aengsz verkoopt 'seeckere vrij huijs ende vrij erve staende ende leggende inden Nieuwstraet belent met Jan Simonsz Smit ende de oude Schoolsteeghe aenden westen, Albert Cornelisz Schoenmaker aenden suijden, die Nieuwstraet aenden oosten Dat houdt dus in dat Albert Cornelisz zijn huis staat op de hoek van de Kerkebuurt en Nieuwstraat. Verder is het nog een zeer open 'stadsgezicht'. Naast het huis van Smit loopt de Schoolsteeg parallel aan het erf en het huis van Smit en wel zo dat het geheel grenst aan het huis van genoemde Rolle dat aan de Nieuwstraat staat. Op het overschietende perceel tussen de steeg en de Nieuwstraat staan het huisje en het huis van Albert Cornelisz Schoenmaker. De kinderen van Albert Cornelisz en hijzelf worden vermeld in de generale pacht van 1638. Hij woont er dus ruim 40 jaar. Het kleine huis wordt verhuurd, moeten we aannemen. Soms vinden we één naam vermeld tussen Smit en Schoenmaker, soms twee, drie ofvier. Hoe de situatie in het laatste geval moet worden begrepen is niet helemaal duidelijk. Wel is bekend dat een huis vaak was opgedeeld in - wel heel kleine - appartemen ten, zullen we maar zeggen. Het blijft dan een aantal decennia stil. Er wordt gewoond en geleefd in beide panden. Vader Albert Cornelisz sterft, maar wanneer is niet bekend. Hoe de erfenis wordt verdeeld is niet bekend, maar duidelijk is wel dat een dochter, Maritgen (Marij- tje) gaat wonen in het pand op de hoek van de Nieuwstraat. In de registers van de generale pacht van 1660 en 1665 wordt ze vermeld als daar wonende en ze moet zijn gestorven voor 1670. Ze betaalt in de jaren 1660 en 1665 15 schellingen belasting over haar bezit aan huis, huisraad, inboedel en land. Maritgen Alberts erfgenamen waren Cornelis Cornelisz Plaets, schepen en burgemeester, Adriaen Thijssen Plaetius, Ryckele Thijsses (getrouwd met Adriaen Cornelisz Lagesijt) en Thijs Cornelis Plaets, schepen en burgemeester. Zij erven het huis en het huisje. Na de dood van Cornelis Cornelisz Plaats erft zijn enige zoon Jan Cornelisz Plaats de huizen. Op 5 juli 1709 verkoopt hij het hoekhuis aan de koopman Andreas Lonk, met Tot de Nieuwstraat 4

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kakelepost - Schagen | 2016 | | pagina 4