natuurlijk, gezien de menselijke beperktheden, die coherente uiteindelijke absoluutheid van leven en dood, maar kijk toch eens hoe ver een menselijke individualiteit in helderheid van denken, in persoonlijke accoordbevinding, vervolgens vervoe ring, ten slotte, soms, rigoureuze dankbaarheid komt! Maar nee, hier gaat het niet, op dit moment, in mijn geval, ge zien 12 september 1944. Dus ik ben terug in Schagen, wéér, dat Schagen van toen met die in de lucht vliegende munitietrein, en geen raam meer heel aan de voorkant van ons huis, en achter in de tuin vier schoorstenen van elders. En het was tot Igelstellung verklaard, dit Schagen, vandaar die prikkeldraadversperringen, twee ringen, vandaar de keermuren met hun mitrailleursnesten, indien wegen de prikkeldraadversperringen doorkruisten. En vervolgens al die bunkers, de grootste was de Divisionsstab- bunker op het Torenplein. (Zojuist lees ik een uiterst nauwkeu rig overzicht in De Kakelepost, tijdschrift van de Historische Vereniging Schagen e.o., gedateerd april 2015. Het overzicht vermeldt 93 bunkers.) Schagen, 1944. En hoe klein wordt de wereld! De treinen rijden niet meer. De scholen zijn dicht. Gelukkig, we hebben nog te eten in Schagen, dankzij de boeren om ons heen. Gelukkig, ik heb mijn vriendjes, Joop de Leeuw. Piet Mantel, Jantje van de Lagemaat, Agaath Bos is mijn eerste vriendinnetje, goh, goh! En ik heb mijn kamertje, eerste deurtje rechts na de trap. Ik zit er iedere dag uren achter mijn tafeltje en ik lees. Ik lees meer dan ooit. Dankzij vaders boekenkast. Dankzij vrienden van vader en moeder met óók zo'n grote boekenkast. Dankzij de bibliotheek van vaders Landbouwschool, ook door de Duitse militairen gevorderd weliswaar, maar ik heb een papier met een stempel en een handtekening en ik mag mij van de Duitsers naar de biblio theek begeven. Jawel, en ik fiets óók nog, Jantje van de Lagemaat en ik fietsen nog, tot voorbij Schagerbrug, soms, een leeg melk kannetje aan het stuur om de Duitsers te misleiden. Want we zijn die twee jonge koeriers van de Ondergrondse, en geen mof die het door had. Soms fiets ik naar Barsingerhorn, daar is mijn eventueel onderduikadres, wat een prachtige boerenfamilie! En ik loop natuurlijk van tijd tot tijd het centrum van Schagen in en kijk via al die lege etalages naar binnen, want je weet maar nooit. En het is op een zaterdagmiddag, en ik loop terug naar huis, en plotseling stoppen er twee overvalwagens, zo noemden we ze, precies halverwege de Landbouwstraat. Ze zoeken mannen om een tankgracht te graven, zo blijkt later. En ja, ik heb dan misschien nog wel niet de leeftijd, maar ik heb al wèl de lengte. Dus ik moet wat doen. Ik schiet een portiek in. Ze zien mij niet, tenzij er straks hier aanbellen, natuurlijk. Heel langzaam gaat er een deur open. Een vrouwenhand grijpt in mijn linker schouder en wijst met haar andere hand waar ik heen moet, huis in, gang door naar de keuken. Nog zegt ze niets. Rolt met haar rechter voet de keukenmat op. Opent een luik. Wijst met haar rechter hand: trapje afen gaan zitten. Zitten kan, op houten kistjes, staan niet, in het kleine keldertje. Het luik gaat zachtjes dicht. Geluk kig, in de hoogte is er een raampje richting tuin. Ik zit. Ik kijk. Ik De ernorme ravage op het stationsemplacement. 14

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kakelepost - Schagen | 2016 | | pagina 14