Marinus Schroevers,
uit Leef tekens, een poging tot
overzicht, Amsterdam 2016.
Daaruit het hoofdstuk
September 1944 (58-69)
Hoe laat zal het zijn geweest? Laat ik zeggen vijf minuten voor
twaalf. De deurbel gaat. Jakkie, mijn jongste broertje, zeven,
tweede klas lagere school, in de termen van toen, kan al bij de
bel. Ik doe open, laat ik zeggen vijf minuten voor twaalf. Hij is
dus eerder thuis dan anders, Jakkie. Hij legt het uit. De juf in
dat tijdelijk onderkomen vlak naast de NACO-garage had om
precies twaalf uur een afspraak met de tandarts, vandaar. Vader
en moeder zijn samen op de fiets op voedseltocht, ook honger
tocht geheten, toen. Ik ben de oudste van die vier jongens, drie
zijn er thuis, Pieter is naar pianoles, bij juffrouw Jannetje Sluis
op het Noord. Ik ben de oudste en ik heb de leiding. Ik overleg
ofwij de broodmaaltijd wat eerder zullen gebruiken. En dan
gebeurt het. Het is een onbeschrijfelijk harde klap, ik vind nog
de woorden niet. Ik schrik. Wim óók, hij laat zich languit vallen
in het gangetje en maakt zich zo klein mogelijk. Jakkie doet
niets, hij staat stokstijf stil, z'n ogen staan vol schrik, hij weet niet
wat hem overkomt. Ik heb de leiding, ren de trap op, wil boven
door een raam kijken, zie een vuurbal in de lucht hangen, er
schiet een vliegtuig door het beeld, ik hoor een tweede klap, ik
zie hoe een ruit in honderd scherven breekt, ren naar beneden,
gelukkig, mij is iets overkomen. Ik maan mijn broers om in de
keukenkast onder de trap naar boven te gaan zitten. Het was
een aanwijzing van mijn praktische moeder. Ze had het gezien
in Den Helder, keer op keer, in al die door de oorlog getroffen
huizen was de trap naar boven blijven hangen.
De bel gaat opnieuw, ik heb de leiding, ik loop naar de voordeur,
ik open de voordeur. Er staat een man die ik nog nooit gezien
heb. Hij duwt mij enigszins opzij, rent door de gang, rent door
de keuken, rent door de tuin, wringt zich over het hek, rent door
een volgende tuin, schiet tussen twee huizen door en is ver
dwenen. Knal. Heb ik goed geteld, is het de zesde keer? Ik hoor
ramen versplinteren. Ik hoor vallend puin in de tuin. Ik ren terug
naar de keukenkast onder de trap naar boven. Ik zie mijn twee
broers, Wim, hij maakt zich nog steeds zo klein mogelijk, Jakkie,
z'n ogen staan vol tranen, z'n schoudertjes beginnen te schok
ken, ik moet iets bedenken, maar wat. En dan zie ik het rieten
mandje met de appelen. Ik bedenk iets, het is niet moeilijk, het
is het enige wat ik kan bedenken, op precies dat moment. Ik zeg
Jakkie, ik weet wat! We moesten zo iets ergs meemaken, en zon
der vader, en zonder moeder, en we doorstaan het, en daarom
mag je vast en zeker een hele appel van je moeder.' Ik moet even
wat uitleggen. Moeder had een systeem bedacht, weer eens op
nieuw, en het betrofditmaal de appels, zoals bevriende boeren
ze ons met een klein beetje regelmaat toeschoven. De vier jon
gens kregen om de dag na de middagmaaltijd alle vier een halve
appel, want om de dag twee appels voor de vier jongens was een
oplossing, leek het wel. Ik kies een grote appel uit, ook dat nog.
Ik geefhem aan Jakkie, zeg dat het vast wel mag, een hele appel.
Ik zeg hier, proefmaar. Jakkie proeft. Z'n schoudertjes schokken
niet meer. Z'n betraande ogen beginnen te lachen.
Hoeveel knallen hebben we gehoord, inmiddels, dertien? Het
blijft stil. Wim bevrijdt zich uit zijn gebogen houding. Het is
over, zegt hij, er is niets met ons gebeurd, en vader en moeder
bevinden zich ver weg tussen de boeren, en Pieter is naar piano
les en dat is ook ver weg, gelukkig. Maar nu de anderen. En hoe
staat het met al die huizen. En wat is er gebeurd, eigenlijk, en in
Schagen zagen we die oorlog toch altijd voornamelijk langs ons
heen trekken!
Het is jaren later en ik wil er toch maar over berichten, over die
complete trein die de lucht in vliegt. Treinbeschietingen gebeur
den aan de lopende band, er werd gepoogd om alle treinver
keer lam te leggen, en het lek schieten van een locomotief was
militair-technisch gesproken een eenvoudige zaak. Maar dan
ziet zo'n vliegtuig dat zojuist een trein uitschakelde op het stati
onsemplacement van Schagen nog een locomotief staan, samen
met welgeteld dertien goederenwagons. Ook deze locomotief
wordt lekgeschoten. Maar er verdwalen een paar kogels. Ze be
reiken de eerste goederenwagons. Binnen de kortste keren ont
ploft die wagon. Hij schiet in honderd brokstukken de lucht in.
Alle bommen en granaten schieten de lucht in, de hele wagon
lag er vol mee, men was doende de voorgenomen Igelstellung
Schagen van munitie te voorzien. Inmiddels bevinden zich in de
lucht twee jachtvliegtuigen. Ze bespieden de goederentrein. Ze
treffen alle dertien wagons. De vernielingen zijn onafzienbaar.
12 September 1944
10