Schagen in 1635.
Het raadhuisje getekend door Schoemaker.
zijn toezegging houdt en de vergoeding voor de rechtsge
leerdengroot 41 gld. en 11 st., op 10 augustus nog niet ter
secretarie heefi voldaan en dat deze heren hun vergoeding dus
nog niet hebben ontvangen.
Officier Schager heefi inmiddels wel het schavot voor eigen
rekening laten timmeren.
Het stadsbestuur zal deze kosten absoluut niet vergoeden.
Wel zijn zij bereid de kosten te dragen voor de volgende
maatregelen:
ter voorkoming van ongemak en gedrang en behoud van
ruimte wordt de straat afgesloten en wel op de Hoge Zijde
bij de Botermarkt, aan het einde van de Herenstraat, en aan
beide kanten van het schuthok, namelijk aan de zuidkant en
aan de noordkant op de hoek van het Noord
Bovendien zullen 26 tot 30 leden van de schutterij, voorzien
van geweer, kruit en lood, om het
schavot geplaatst worden
en omwille van de rust en om de mensen op afstand te hou
den wordt er een hekje van sparren om het schavot geslagen
zoals al is gebeurd).
Het stadsbestuur ziet het kostenverhaal als een zeer principiële
zaak, want onder het verslag meldt de secretaris nog dat als de
officier de kosten voor het schavot zou hebben geweigerd, de
schepenen de executie zouden hebben uitgesteld om zich met
een verzoekschrift te richten tot het Hof van Holland.
De gang van zaken
Het is duidelijk: de oprichting van een schavot en eventuele
galg vallen onder de verantwoordelijkheid van de baljuw: hij
organiseert het proces, de uitvoering van het vonnis valt ook
onder zijn verantwoordelijkheid, inclusief alle bijkomende
kosten. Geen vreemde gedachte, want het baljuw-ambt was een
verpachte functie. De revenuen, zoals verbeurdverklaring van
bezittingen e.d. vloeiden ook in de kas van de baljuw.
Echter.... het ordelijk verloop van deze executie ziet het stadsbe
stuur als een publieke verantwoordelijkheid: de afzetting komt
voor rekening van de gemeente - en daaronder vallen: afzetting
van straten en de beveiliging ter plekke.
Het is voor het eerst dat we een idee krijgen hoe dat in Schagen
Spalck leeft als een zwervende vagebond
met verkeerde vrienden
in het begin van de achttiende eeuw in zijn werk ging. Die juridi
sche praktijk moeten we destilleren uit de spaarzame gegevens
die ons zijn overgeleverd.
Zonder enige twijfel vonden publieke executies plaats op een
vaste plaats en volgens een vast patroon. De plek wordt steevast
vermeld als ter plaetse daar men gewoon is publijcque criminele
executie te doen. Kortom iedereen wist waar dat plaats vond en
wij mogen gissen waar dat is. Men wist ook welke maatregelen
getroffen moesten worden. En er was geen reden om van dit
patroon af te wijken.
Alleen omdat in 1706 de baljuw het verhaal van de kosten durft
aan te kaarten, vernemen we de verdeling van de kosten en de
activiteiten die het stadsbestuur onderneemt om een en ander
in goede banen te leiden. De baljuw zorgt voor het schavot, de
galg e.d. Het stadsbestuur zorgt voor afzettingen van de straat,
voor beveiliging van het schavot en dat soort zaken. We mogen
hem dankbaar zijn.
De situatie
In 1706 stond het oude rechthuis nog aan de Markt aan de
rand van het kerkhof. De situatie verandert pas in 1731 als men
het nieuwe raadhuis koopt en besluit het oude rechthuis af te
breken.
We mogen dus aannemen dat het vonnis in de rechtzaak tegen
Cornelis Fredericsz. Spalck is uitgesproken in het oude recht
huis, gelegen aan het kerkhof.
Volgens het vonnis "mitsgaders den 19e Augustus 1706 na kloeke
geslagh van den raedhuijsegepronuncheert." We mogen ook aanne
men dat met rechthuis en 'raedhuijse' hetzelfde gebouw wordt
bedoeld. Nergens is er in deze tijd namelijk sprake van een apart
raadhuis. Kennelijk was dit 'rechthuis' uitgerust met een 'bel' die
geluid werd als er belangrijke beslissingen werden genomen. In
dat geval zou dit kunnen betekenen dat de bel welke nu boven
Vrouwe Justitia aan de zijmuur van Markt 18 hangt veel ouder is
dan het nu bijbehorende beeld. Het is niet bekend of de bel een
opschrift heeft waaruit de ouderdom zou kunnen blijken.
11