Afgezien van het feit dat dit soort aardewerk in deze vorm nog
nooit in westelijk of noordelijk Nederland is aangetroffen, is
het ook de vraag of de datering in de vierde eeuw dan wel klopt.
Over het algemeen wordt deze versieringswijze vanafde Late
Bronstijd waargenomen, maar kan deze regionaal (in het zuiden
van Nederland) nog tot aan de Romeinse Tijd doorlopen. Er is
in Oss-Ussen (Dissertatie Peter van den Broeke) sprake van een
'revival' van het versieringselement in het midden van de vierde
eeuw. Dat zou perfect kloppen met het overige (noordelijke)
aardewerk. We mogen dus rekening houden met een klop
pende datering. Die kwam echter niet; een ogenschijnlijk goed
monster uit een goed geconserveerde kuil leverde het ADC, dat
de eerste nederzetting heeft opgegraven, een datering op van
2540 +/- 35 BP, hetgeen zich vertaalt in: 625 - 555 v. Chr. Deze
datering werd door de onderzoeker, G. Geerts, niet representa-
tiefbeschouwd, omdat hij veel te oud zou zijn.
In het AWN onderzoek werd een stukje hout geborgen uit de
akkerlaag en ook dit werd voor C14 datering aangeboden, dit
keer niet in Glasgow, maar in Kiel in Duitsland. De uitslag was:
2530 +/- 35 BP, hetgeen uitkomt op 615 - 545 v. Chr. Deze
tweede datering is zo ongelofelijk gelijk aan de eerste dat ze
daardoor heel betrouwbaar lijken. Wel moet er rekening mee
worden gehouden dat er een regionale afwijking kan zijn, die
afwijkt van de gecalibreerde C14 curve. Mogelijk dat mariene
invloeden deze dateringen te oud hebben gemaakt.
Geologisch is interessant dat de akker bij de nederzetting
bestond uit een geheel doorploegde laag kwelderafzettingen,
wat erop duidt dat, als er al een veenlaagje aanwezig was, dat
heel erg dun geweest is. Voor de constructie van de fundering
van het huis heeft men wel gebruik gemaakt van gedroogde
turven, zodat duidelijk is dat veen wel in de directe omgeving
voorhanden was. Op geringe afstand van de nederzetting werd
een overspoeling waargenomen van de akkerlaag, die weer werd
gevolgd door een geploegde humeuze band kwelderklei. Hier is
duidelijk sprake van een overstroming. Of deze overstroming in
verband gebracht kan worden met het feit dat in geheel Noord
Holland vondsten uit de zesde en vroege vijfde eeuw heel
zeldzaam zijn, is nog even een niet beantwoorde vraag.
De jongere nederzettingen bij Schagen dateren uit de periode
tussen 300 v. Chr en het begin van de jaartelling en liggen alle in
de zone van kweldergronden. Pas na 100 n. Chr. zien we dat de
bewoning zich afspeelt op hoger terrein, in het veen. In hoeverre
dit ook geldt voor de nederzettingen in de Geestmerambacht,
valt mogelijk afte lezen aan de verspreiding van deze woon
plaatsen, die zich niet naast elkaar manifesteren, zoals je langs
een oude kustzone verwacht, maar gegroepeerd lijken langs
voormalige afwateringen vanuit het veen. Een groot deel lijkt
dus al 'net als in Schagen' hogere grond opgezocht te hebben.
Dit kan prima kloppen met de datering in de Romeinse Tijd
voor de meeste van deze terreinen. Uit de waarnemingen en
aantekeningen van Schermer lijkt toch een flink aantal van de
westelijk gelegen terreinen een ondergrond van kwelderklei
te hebben. Dit zou overeen kunnen komen met de situatie in
Schagen.
Dit houdt dus in dat in de Midden Ijzertijd waarschijnlijk in
het gehele bekken van de Zijpe duidelijke invloed van de zee
is geweest en dat na verzoeting van dit gebied op gote schaal
veen is gaan groeien. De kweldergronden werden hierdoor ook
overgroeid, maar in een dusdanig dunne laag, dat er ideale ak
kergrond ontstond. Tijdelijk is er weer verhoogde activiteit van
de zee geweest, waardoor bewoning zich verplaatste naar hoger
gelegen grond.
Vroege Middeleeuwen
Het eind van de bewoning uit de Romeinse Tijd is maar moei
lijk te geven, hoewel de bewijsbare bewoning uit de vierde en
vijfde eeuw zich beperkt tot een handjevol terreinen in geheel
Noord-Holland. Voorlopig lijkt het erop dat wat slechtere
omgevingsfactoren in combinatie met de mogelijkheid van
migratie, gezorgd hebben voor een sterke uitdunning van de
bevolking. Gedurende het Imperium Galliarum waren de gren
zen in Germania open en konden ook de bewoners van onze
streken zich elders vestigen. De gesloten Romeinse grens hield
ze daarvóór op hun plaats. Bewijzen voor een natte periode
met hernieuwde activiteit door de zee, zijn eveneens schaars, I
Kaart van Peter Vos voor de situatie in de Midden
Ijzertijd, bewerkt door de schrijver, zodat ook in de
Zijpe een kweldergebied zichtbaar is.
7