het gebied dat doorsneden was door vele kreken en prielen, wel
verslagen veen aanwezig was.
Na deze, ook waarschijnlijk kortstondige bewoningsfase is er
ook in de Geestmerambacht een stevige laag sediment afgezet
in de vorm van klei. De geregelde overstromingen zorgen dus
voor de aanwas van grond en waarschijnlijk rond 1200 v. Chr.
raakt het Gat van Bergen definitief verstopt en stagneert ook de
afvoer van water en ontstaan er plassen en meren die volgroeien
met riet en veen. Het groeiende veenpakket bereikt ook de
oude kwelders die weldra schuil gaan onder een laag begroeiing.
De mens is intussen alweer ver te zoeken.
Veranderende afwatering
Met het Gat van Bergen gesloten achter een zich nog steeds
zeewaarts uitbreidende kust, zoekt het binnenwater een nieuwe
uitweg en vindt die in het noorden. Ook bij Schagen is er dui
delijk bewijs voor de aanwezigheid van oude kweldergronden
in de Midden Ijzertijd, terwijl we weten dat de grote aanwas van
grond vanuit het Gat van Bergen al eeuwenlang niet mogelijk
is geweest. Misschien moeten we rekening houden met een
oude opening in de kust ter hoogte van Groote Keeten, die de
lagune die het Zijpe mogelijk ooit geweest is, in transgressieve
perioden voorziet van water en die in rustige perioden het weer
zoete binnenwater naar zee laat afvloeien. In ieder geval lijkt het
er erg veel op dat al in de Midden Ijzertijd de Geestmerambacht
(en mogelijk ook grote delen van West-Friesland) afwateren
via de Rekere en Zijpe naar het noorden toe. Er is dan geen
invloed meer van de zee en er is sprake van veengroei op bijna
alle plaatsen.
Ijzertijd
Nog maar heel weinig van de nederzettingen uit de Ijzertijd in
de Geestmerambacht zijn nader bestudeerd. Het schervenma-
teriaal dat door Schermer, Wagenaar en Westra werd verzameld
is jaren geleden door de handen van uw schrijver gegaan en die
heeft toen niet veel anders dan Late Ijzertijd (300 v Chr. - Rom.
Tijd) gezien, ofverwachtte te zien. Er werd eigenlijk van uit
gegaan dat de bewoning van de Geestmerambacht grotendeels
in de Romeinse Tijd had plaatsgevonden en dat er mogelijk
hier en daar wat oudere woonplaatsen aan voorafgegaan waren.
Onderzoek bij Schagen in 2011 en 2012 zet die gedachte wat op
scherp. Laten we daarom eens zien wat er toen werd gevonden.
Bij de ontdekking van de eerste van de twee bij elkaar liggende
woonplaatsen, viel het direct op wat er aan aardewerksoorten
NIET was. Er was geen snippertje Streepbandaardewerk, ken
merkend voor de periode tussen 200 v Chr. en plm. 50 n. Chr.;
het moest dus ouder zijn..Er waren ook geen scherven met
kamstreekmotieven, golvende lijnen ofwilde krassen; die gaan
voorafaan streepband en omdat die er ook niet waren, moest
het ook weer ouder zijn dan de derde eeuw v Chr. Op grond
van de aanwezigheid van 'echt' geometrisch versierd aardewerk,
passend in de Ruinen-Wommels traditie, werd uitgegaan van
de vierde eeuw v. Chr. en daarmee zou de nederzetting dan
waarschijnlijk te dateren zijn tussen 350 en 300 v Chr. Wat was
iedereen blij met die oude datering, op basis van het aardewerk.
In het voorjaar van 2011 werd een 'gemiste' woonplek gevon
den op tweehonderd meter afstand van de eerste - ook hier
hetzelfde aardewerk, maar met de toevoeging van een groot
aantal apart versierde scherven. In het door de AWN en vele
vrijwilligers uitgevoerde onderzoek in de zomer erop volgend,
kon een deel van een huisvloer, geheel bestaand uit scherven
en as worden blootgelegd. Om het huis heen lagen de akkers,
vrijwel leeg van enig materiaal. Het opvallend versierde aarde
werk bleek in de traditie van het zogenaamde 'Kalenderberg
aardewerk' te zijn uitgevoerd.
'"■"v "0 Tw -'/J
*£"■- IV. ■■-
p-vo
..*-■& v r - •- :v ^:g£Zr:
Ploegsporen en paalgaten
in het onderzoek in Scha-
gen, Hoep-Noord.
Kalenderberg versiering op
een pot (plm 800 v. Chr.) uit
Noord Limburg (foto RMO)
Koedijk, Druppels; de oeverwal met daarop de dikke humeuze
laag uit de Bronstijd. Daarboven is het bandje restveen te zien
waar de bewoning uit de Romeinse Tijd op gevestigd was.
6