in de Kop van Noord-Holland
Een veel gestelde vraag aan archeologen is, hoe ze
weten waar ze moeten zoeken. Gelukkig wordt
die vraag meestal gesteld tijdens een onderzoek in
het veld en dan kan er een bevredigend antwoord
worden gegeven. Echter, voor veel archeologen is de
kennis van het paleo-landschap in noordelijk Noord
Holland redelijk beperkt. Dit is niet de schuld van
de archeoloog of zelfs de geoloog, maar wél van onze
landsregering die besloot de stekker uit de Rijks
Geologische Dienst te trekken, voordat deze het vele
jaren lopende project 'De Geologische Kaart van
Nederland'kon voltooien met de kaartbladen voor
noordelijk Noord-Holland. Kennis van het paleo-
landschap is van essentieel belang om een inschatting
te maken of een bepaald gebied in een bepaalde pe
riode geschikt geweest zou kunnen zijn voor mense
lijke bewoning.
Afhankelijkheid
In onze tijd zijn wij er aan gewend dat vestiging van huis en
haard in ieder landschapstype vanzelfsprekend is. Zelfs midden
in een meer zouden we ons thuis voelen op onze woonboot
ofin ons op palen rustende huis. Technisch is alles mogelijk
en we zijn bovendien in het geheel niet afaankelijk van onze
omgeving voor de eerste levensbehoeften. Wij kopen ons 'natje
en droogje' gewoon om de hoek bij de buurtsuper en laten onze
paardenkrachten in de garage soigneren. Dat zijn zo de verwor
venheden van het moderne wonen. Oh ja, de verwarming en
verlichting kan eventueel via zonnepanelen of een windmolen
worden verzorgd.
Arme prehistorische en sub-moderne mens die geheel afaan-
kelijk was van omgevingsfactoren om niet in een strenge winter
het loodje te leggen wegens kou of ondervoeding; en er waren
nogal wat voorwaarden in te vullen voor een beetje redelijk
bestaan.
Allereerst moest er een droge en veilige plek gezocht worden
om een huis te bouwen. Als die was gevonden, moest er ook
in de omgeving ergens bouwmateriaal voorhanden zijn. De
woonomgeving moest bovendien geschikt zijn om er gewas te
kunnen telen zonder groot risico op misoogst. Drinkbaar water
in de grond was fijn voor mensen, maar absoluut noodzakelijk
voor vee, omdat dieren van iets te zilt water al vrij snel de geest
geven. Beschikbaarheid van brandstofin voldoende mate om
24 uur per dag het vuur te laten branden en dat gedurende
meerdere jaren achtereen. En als je dan binnen een straal van
een dag reizen geschikte klei kon vinden voor het maken van de
vele benodigde potten om in te kunnen koken, was dat net zo
fijn als een plek om te vissen of te jagen.
Steentijd
Het westen van West-Friesland en grote delen van de Geest-
merambacht, hebben lang onder sterke invloed gestaan van
het zogenaamde 'Gat van Bergen' een linke opening in de kust
waardoor zeewater met zand en slib tot ver in het achterland
kon stromen. Hierdoor is dit gebied in relatiefkorte tijd sterk
opgeslibd en door inklinking van klei die het verst van de geulen
was afgezet, kwamen de geulen relatiefhoger te liggen. De stij
ging van de zeespiegel nam sterk af waardoor de eb- en vloed
werking in het Gat van Bergen ook afnamen. Hoewel delen
van West-Friesland, maar ook in de Kop van Noord-Holland,
al (tijdelijk) bewoond konden worden rond 3000 v. Chr. duurt
het nog enige tijd voordat er sprake is van bewoning van enige
omvang. Winkel Zeewijk, Kolhorn, Waardpolder en Slootdorp
zijn de bekendste onderzochte plaatsen.
Dichter bij het Gat van Bergen, zijn geen nederzettingen
bekend. De genoemde nederzettingen bevinden zich alle aan
de rand van het brede oude geulsysteem, dat deels nog brak
water bevat. De omgeving is een 'pionierslandschap' dat enigs
zins geaccidenteerd was en naast grassen toch wel de nodige
boomgroepen bevatte. Als we de voorwaarden voor vestiging in
een gebied, zoals die in het begin van dit verhaal uiteen werden
gezet, in aanmerking nemen, kunnen we het landschap verder
aan- en invullen met droge plekken voor het huis en iets vochti
ger voor de akkers en vochtig en groen voor de weidegronden.
Toch hoeven we al deze elementen niet direct in de omgeving
van de nederzetting te verwachten, omdat men als gezin of
extended family' een vrij omvangrijk gebied exploiteerde.
De hoofdnederzetting bevatte meestal de akkers, die werden
bewaakt door de vrouwen en kinderen, terwijl de mannen en
oudere jongens het gebied introkken om spullen te verzamelen
ofhet vee te weiden. Zij woonden dan gedurende die tijd in
4