Dat akkoord van 1 juli 1588 klopt van geen kanten
uitgesloten. En alweer zoals in een zaak van deze orde het een
Heer niet verhindert, dat hij zou mogen zijn van de roomse
religie, zo kan dan ook dezelfde religie geen belemmering zijn
voor zijn gemachtigde, en even zo weinig in het een als in het
ander iemand onbevoegd maken.
Uit dit alles volgt dan ook als vanzelfhet antwoord op de
tweede vraag, gesteld over het verkiezen van schepenen uit
een dubbel aantal en het beëden van hen: aangezien daarop
dezelfde redenen van toepassing zijn die hiervoor op de eerste
vraag, betreffende het trekken van het boonlot, zijn gebruikt. En
waarom het advies daarover gevraagd, dat niet het Bestuur, ofde
President Schepen, bevoegd is tot hetgeen hier onderwerp is;
maar dat al datgene door de Heer, of zijn speciale gemachtigde
gedaan zal moeten worden.
Aldus geadviseerd in 's - Gravenhage de 14 december 1708,
was getekend door Cornelis Breur'
Drie burgemeesters
Een derde aangelegenheid waarbij een beroep gedaan wordt
op het handvest, het poortrecht van 1427, is de aanstelling van
drie burgemeesters in plaats van twee. Die zaak speelt in het jaar
1613. Daarbij wordt ook een beroep gedaan op een overeen
komst uit 1588. Uit de geschriften blijkt dat Schagen sedert 1
juli 1588 drie burgemeesters mag aanstellen en dat ook doet. Jo-
han van Beieren, Heer van Schagen heeft dat in het akkoord van
1 juli 1588 met de vroedschappen van Schagen toegestaan. Het
akkoord stelt onder andere 'dat die van Schagen souden eligeren
(=kiezen) Burgemeesteren conform het gebruijck seeckere jae-
ren daer van gehouden. Ende alsoo notoir ende kennelijck is dat
lang voor dato van voorschreven accoort binnen Schagen zijn
geweest drie Burgemeesteren waervan alle jaer twee vernieut
worden ende de derde als d'ouste altijts twee jaeren plach te die
nen soo als noch geschiet'. Bovendien kunnen acten van voor de
datum van 1588 dat aantonen, omdat ze ondertekend zijn door
drie burgemeesters.
In het lange antwoord dat namens de Hoge Raad, onder voor
zitterschap van Johan van Oldebarnevelt, is opgesteld betref
fende een aantal kwesties die voor, in en door Schagen spelen,
wordt aan deze burgemeesterskwestie verder geen woord
besteed. De zaak is afgedaan: drie burgemeesters en dat is dat.
Totdat in januari 1613 de Heer van Burchorn bij absentie van de
Heer van Schagen de kat de bel aanbindt. Het gaat om Albrecht
van Beieren als de zoon en dus Heer van Burchorn en Johan
van Beieren als vader en Heer van Schagen tot 1618. Vanaf
1618 is Albrecht Heer van Schagen. Hij vecht aan dat het aantal
van drie burgmeesters klopt. Het stuk dat bewaard is hierover
(inventarisnummer 61 van het Oud ArchiefSchagen in het
Regionaal Archief Alkmaar) verhaalt hoe een afvaardiging van
de vroedschappen naar Den Haag afreist om aan advocaten een
advies te vragen over deze kwestie.
Zijn argumenten
Het is duidelijk dat de Heer van Burchorn, als opvolger van zijn
vader, het akkoord van 1588 aanvecht, omdat volgens hem de
vroedschappen en de regeerders van Schagen zich niet houden
aan de handvesten en privilegiën van 1427 en 1415. Die derde
burgemeester wordt voor een jaar ingezworen met zijn eed als
nieuwe burgemeester, maar niet voor het tweede jaar als hij als
oudste van de twee vorige burgemeesters nog een jaar mee
draait in het 'dagelijks bestuur'. Er staat toch duidelijk in het pri
vilege dat het gaat om twee burgemeesters en zeven schepenen.
Nergens is sprake van drie burgemeesters. Dat akkoord van 1
juli 1588 klopt van geen kanten. En wat de vroedschappen ook
in het midden brengen en hoezeer ze ook bewijzen dat ze noch
de handvesten noch de privileges schenden, het helpt allemaal
niets, ze hebben geen gelijk, althans in de ogen van de Heer van
Schagen.
Het annotatieboek
In het regionaal Archief Alkmaar b erust onder de Heerlijk
heid Schagen een achttal inventarisnummers, waaronder nr. 4:
Annotatie ofte Aantekeningboek van den Hoog Ed. Heere van
Schagen, van alderhande saaken, No. 1, ca 500 pagina's...' In dit
annotatieboek vinden we een paar pagina's waarop de Heer van
Schagen - op dat moment zeker Johan van Beieren en niet zijn
zoon - aantekent dat van oudsher Schagen twee Raden heeft
gehad en er ook maar twee Raden, dat is Burgemeesters, wor
den gekozen. En geen drie. De situatie dat de derde Burgemees
ter de oudste is van de twee het jaar ervoor zitting hebbende is
niet rechtsgeldig en steunt niet op de privileges en handvesten.
Uit deze aantekening is glashelder het standpunt in dezen van
de Heer, van Johan van Beieren, op te maken. Waarom hij dan
toch heeft getolereerd dat er jarenlang een derde, in zijn ogen
niet beëdigde Burgemeester in de raad van Schagen zitting had,
is niet duidelijk. Wilde hij geen ruzie? Het is ook duidelijk dat
zijn zoon, Albrecht van Beieren, het daarmee niet eens was en
alles in het werk heeft gesteld, dat die derde Burgemeester niet
langer deel zou uitmaken van het college van de raad, van de Ra
den van Schagen. Hij heeft succes gehad. De derde Burgemees
ter is verdwenen na 1618, dus met ingang van zijn Heer zijn.
Tot slot
Uit de het antwoord van de Hoge Raad blijkt verder dat de
Heer van Schagen een stem in het kapittel heeft bij de benoe
ming van schepenen, dominees, secretarissen en bodes, maar
niet in de benoeming van heiligegeestmeesters, weesmeesters,
weesvaders en memoriemeesters. Dat is aan de vroedschap, de
schepenen en/ofde burgemeesters.
Het geheel van zoveel jaren overziend wordt duidelijk dat
gedurende lange periodes de verhouding tussen het bestuur
van Schagen en de Heer van Schagen goed geregeld was, maar
dat zich momenten voordeden waarop ófde ene partij ófde
andere (kleine) veranderingen trachtte door te voeren, waarop
de tegenpartij onmiddellijk reageerde in afwijzende zin, indien
het de eigen zeggenschap ook maar enigszins aantastte. Over alle
andere zaken werden ze het eens, maar op die punten van 'nieu
wigheden' werd de zaak uitgevochten tot voor de Hoge Raad.
Karel Numan
21