Jaarlijks de keuren herijken personen, waaruit de zeven oud-schepenen twee burgemees ters voor de tijd van een jaar kozen. In het eerste Handvest van 1415 werden de burgemeesters door de graafofde door hem aangestelde schout gekozen. In het stadsrecht van 1427 kwam dit recht op naam van de bestuurders zelf. Zoals al eerder gemeld was het Westfriese stederecht vooral ge richt op regulering van het bestuur en de rechtspraak. Een groot deel van de activiteiten van het stadsbestuur had dan ook te maken met regelgeving m.b.t. het doen en laten van de inwoners van de stad en met de handhaving van orde en rust binnen de jurisdictie van Schagen. Alle verordeningen, waarin de schepenen in overleg met de schout en met de uiteindelijke toestemming van de heer iets wilden verbieden ofjuist gebieden, werden in de vorm van 'keuren' vastgelegd in keurboeken. Het keurboek was voorzien van een alfabetisch register, waardoor het opzoeken van een bepaalde keur niet al te moeilijk was. Alle keuren waren maxi maal een jaar van kracht. In januari offebruari liepen schout en schepenen daarom alle keuren in het keurboek na. Verouderde keuren werden doorgestreept en van een datumkanttekening voorzien; keuren die van kracht bleven kregen een nieuwe datum. Ten bewijze van deze actie zetten zij ieder jaar de volgende verklaring in het keurboek: 'Schout en schepenen van Scagen hebben na resumptie van de vorige keuren alle deselve geap- probeert ende geconfirmeert, soo als gedaen wert mits deselve gelastende vervolgens een ieder sigh daerna te gedragen. Aldus gedaenen ten seven dage na klokke geslagh van den puye van den Raethuyse van Scagen gepubliceert. In kennisse van mij Secretaris.' Een keur had pas rechtskracht als deze officieel gepubliceerd was 'na klokke geslagh van de puye van den Raethuyse'. Men luidde dus de bel die nog steeds in het koepeltje boven Vrouwe Justitia hangt. Bregman heeft in zijn proefschrift berekend dat er gemiddeld in Schagen slechts een oftwee nieuwe keuren per jaar werden uitgevaardigd. Van wildgroei was dus bepaald geen sprake. Een flink deel van de geschiedenis van Schagen vinden we - achteraf gezien - terug in de stadskeuren. We zien keuren die veeziekten proberen te beteugelen; maatregelen om de baldadige jeugd tot de orde te roepen; men is zeer beducht voor het uitbreken van brand: geen vuurtjes, geen vuurwerk, zelfs be perkingen voor het roken van een pijpje'; reglementen voor de twee brandspuiten; allerlei keuren over straten en wegen en na tuurlijk verschillende keuren die de bevolking moeten bescher men op economisch gebied: ijken van maten en gewichten, gewichten van brood, van kaas, van boter, prijzen van brood, maar ook bescherming van de messenmakers in Schagen. De burgemeesters hadden er een dagtaak aan, maar ook sche penen moesten regelmatig opdraven. Vrijwel elke officiële transactie - ofhet nu ging om koop of verkoop van grond ofhuis, een lening, de bezittingen van een weeskind of een klacht tegen of over iets of iemand - werd door de secretaris op papier gezet, maar altijd in het bijzijn van twee schepenen die het stuk ook ondertekenden. Justitie Het stadsrecht van 1415 had tot doel het bestuur en de recht spraak te reguleren. Het stuk is over de justitie echter uiterst summier: er komt een schout voor de lokale rechtshandhaving, er is een baljuw voor het grotere gebied en de ernstige mis drijven. Voor de rest wordt verwezen naar het stadsrecht van Schellinkhout. In 1427 veranderde dit. Op 29 juni van dat jaar gaf Philips van Bourgondië aan Willem, de bastaard van Holland, van Beijeren van Schagen, de heerlijkheid van Schagen in leen. De nieuwe heer van Schagen kreeg de hoge, middel en lage jurisdictie over de Schager en Niedorper kogge. Heer Willem van Schagen kreeg dus de volledige rechtsbevoegdheid in zijn leengebied. Van een licht misdrijf, waarop een eenvoudige boete stond, tot een halsmisdrijf met de doodstraf, alles werd binnen Schagen berecht en ook ten uitvoering gebracht. In het oud-archiefvan de gemeente Schagen bevindt zich een verwijzing naar een sententie van de Hoge Raad 'waar bij den Gerechte te Schagen word geordonneerd om een Galge te doen maken en te stellen en de Justitie te doen voortgaan op de Voorburg van den Huyze met een besloten poorte, in dato 30 january 1442'. Bovendien toont een overzichtskaart uit 1547 een galg op het binnenter rein van het Slot Schagen. Ging het hier om een speciaal geval ofbetrofhet hier de algemene situatie: er diende een galg te zijn. Van veel plaatsen kennen we een galgeplaats of een galgeveld. Moeten we hier ook aan zoiets denken? Zo summier als het stadsrecht van 1415 was als het om justitie ging, in het stadsrecht dat de eerste heer van Schagen in 1427 aan de stad gaf wordt zeer uitgebreid omschreven waar, door wie en wanneer de rechtspraak diende plaats te vinden. Volgens artikel 9 van het Handvest van 1427 moest het 'recht' gehouden worden op 'tien roeden na den kerkhove'; de rechtzittingen moesten plaats vinden binnen een straal van 37 meter van het kerkhof. Dat was geen probleem, want het eerste raadhuisje stond binnen deze straal. Maar in 1731 is de bouwkundige toestand van dit gebouwtje zo slecht dat het stadsbestuur aan de heer van Schagen het verzoek doet om een ander, meer geschikt huis als raadhuis aan te kopen. Men heeft het oog laten vallen op het voormalige logement 'De Roos', in de hoek van de Markt en de Hoogzijde. Strikt genomen kon het stadsbestuur het gebouw gewoon kopen, maar het voldeed niet aan de 'tien roeden na den kerkhove'-eis. Natuurlijk gafde in België woonachtige heer van Schagen, Francois Paul Emil, graaf van Oultremont, per kerende post zijn toestemming. Waar door de vierschaar recht gesproken diende te worden, stond vast. Wie de vierschaar moest uitmaken wordt in het Handvest van 1427 niet vermeld. Het stadsrecht van 1415 zegt 16

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kakelepost - Schagen | 2015 | | pagina 16