■ttllK EGG]
ksirj
1299, toen graaf Floris V het gebied onder zijn gezag bracht en
zich heer van West-Friesland liet noemen, was hier het Westfrie-
se landrecht van kracht dat weer gebaseerd was op het oudere
Kennemer landrecht. Dit landrecht leidde tot het instellen van
baljuwschappen waarbij de hoge justitie in handen was van een
grafelijke baljuw. Bovendien waren er in West-Friesland veel te
weinig adellijke personen beschikbaar om de vele bestuurlijke
en rechterlijke functies in de lage justitie in te vullen. Om de
hierboven beschreven problemen op te lossen kregen in de pe
riode 1364 - 1415 de WestfTiese dorpen - en soms meerdere
dorpen samen - een gemeenschappelijk 'stederecht', een ge-
meyn vrijhede ende poirtrecht. Cox gebruikt in zijn proefschrift
over de stadsrechten in plaats van 'stadsrecht' de term 'stede-
recht' omdat deze rechten uitsluitend verleend werden vanwege
bestuurlijke redenen - een beter werkbare rechterlijke en
bestuurlijke indeling en werkwijze - zonder enige economische
aanleiding en zonder dat de landsheer een stedelijke ontwikke
ling op gang wilde brengen. Bovendien kregen sommige dorpen
samen een stadsrecht, zoals Barsingerhorn en Haringhuizen.
Wij gebruiken echter de gangbare term 'stadsrecht'.
In een aantal stadsrechten wordt de aanleiding zelfs genoemd,
zoals 'lange tijt in cranken snoden regimente gestaen hebben'
(Oude en Nieuwe Niedorp) en 'mit sulken zwacken regimente
ende rechte, als tot hairtoe in den lande aldair gehantiert heeft
geweest' (Schagen).
Zonder enige twijfel was het echter vanaf het begin van deze
bestuurlijke reorganisatie wel de bedoeling dat de nieuwe ste
den voor deze voorrechten diep in de buidel zouden tasten. De
graven van Holland hadden altijd veel geld nodig, heel veel geld.
Om die financiële kant te regelen was de grafelijke tresorier,
Willem Eggert, op 1 december 1413 al naar kasteel de Nijen-
burg bij Alkmaar gekomen. De daar aanwezige vertegenwoor
digers van de Westfriese dorpen, die 'waren clagende over den
bailiu ende dair om poirtrecht te copen, gingen uiteindelijk
akkoord. Na hoirre morgentale ende scotponden' dus volgens
de grondslag waarop belastingen en waterschapslasten werden
omgeslagen, betaalden zij in totaal niet minder dan 7713 Franse
kronen, deels rechtstreeks aan schuldeisers van de graaf, deels
contant. Een astronomisch bedrag, maar men had het er graag
voor over.
Schagen en de grote politiek
De Hoekse en Kabeljauwse twisten
De eerste helft van de vijftiende eeuw was politiek een onrus
tige tijd in het graafschap Holland. Zowel de aloude adel als de
steden waren hierbij betrokken. Of men nu wilde of niet, men
moest partij kiezen; neutraal blijven was geen optie.
De problemen begonnen in 1345 met het kinderloos overlijden
van graafWillem IV van Holland.
Verschillende partijen eisten het graafschap op. Uiteindelijk
spitste het conflict zich aan het begin van de 15e eeuw toe. In
1417 overleed graafWillem VI. Hij werd opgevolgd door zijn
dochter Jacoba van Beieren. Maar als vrouw stond zij uiterst
zwak, vooral steden kozen haar kant omdat zij daar voordeel uit
dachten te halen; zij werden de Hoeken genoemd. Haar oom,
de niet gewijde bisschop-elect van Luik, Jan van Beieren, zag
zijn kans schoon. Hij zag zichzelfliever als graaf van Holland
dan in een kerkelijke functie als bisschop van Luik. Vooral de
adel stond aan zijn kant, de Kabeljauwen. In 1425 overleed deze
Jan van Beieren, maar er was een nieuwe pretendent: Philips van
Bourgondië; aan de bestaande situatie veranderde dat echter
heel weinig.
Op 3 juli 1428 kwam er eindelijk een 'einde' aan de Hoekse
en Kabeljauwse twisten. Er werd een vredesovereenkomst
gesloten tussen Jacoba van Beieren en Philips van Bourgondië.
Jacoba was de grote verliezer: zij mocht zich weliswaar gravin
van Holland blijven noemen, maar Philips kreeg als ruwaard
plaatsvervanger) de feitelijke macht in Holland, Zeeland en
Henegouwen in handen. Bovendien was hij enige erfgenaam en
opvolger.
Op 12 mei 1415 ontving Schagen, tegelijk met o.a. Barsin-
gerhorn, Niedorp en Winkel, haar stadsrecht (stederecht) uit
handen van Willem VI, graaf van Holland.
Tijdens de Hoekse en Kabeljauwse twisten koos Schagen, net
als zoveel Westfriese nieuwbakken steden, de kant van Jacoba
van Beieren.
Is het een daad van politiek machtsvertoon tegenover de
tegenpartij Philips van Bourgondië? In ieder geval verleende
Jacoba in 1426 - vlak voor zij het hoofd moest buigen voor
Philips - aan Schagen opnieuw stadsrecht, dezelfde handvesten
en privilegiën als aan Barsingerhorn waren verleend.
In datzelfde jaar verklaarde Philips echter vrijwel alle handves
ten en privilegiën in West-Friesland verbeurd vanwege de steun
aan Jacoba van Beieren. Alle stadsrechten, privileges en hand
vesten moesten daadwerkelijk worden ingeleverd. Ze mochten
zelfs geen wapens meer dragen; alleen 'slechte broitmessen
sunder punte'waren toegestaan. Maar Philips was genadig. Alle
gemeenschappen moesten naar draagkracht bijdragen in een
boetebedrag. Schagen kreeg, samen met Barsingerhorn en Ha
ringhuizen een boete opgelegd van 2000 kronen, dat wil zeggen
2 of 3 kronen per persoon, ofwel zo'n 10 tot15 kronen per gezin.
Willem Eggert de schatbewaarder
14