Rijn had en vooral ook over de mondingsgebieden van deze
rivieren, had macht over wie er per schip overheen voer, richting
Engeland, richting Frankrijk en richting de Oostzee. Tijdens die
machtsstrijd raakte het noordelijke gebied van de graven wat in
het vergeetboek.
Terug naar het noorden
Pas toen de strijd in het zuiden enigszins beslecht was, 'her
innerden' de graven zich hun gebieden in het noorden. De
inwoners ervan waren in al die jaren 'vergeten' wie de eigenlijk
baas was over hun landstreken. Ze hadden geleerd zichzelfte
besturen, ze moesten wel.
Dat gold voor het hele gebied, waar inmiddels, ook door
schenkingen van de eerste graven aan het klooster van Egmond
en door lokale 'machthebbers' - (dorp)oudsten en voornaam-
sten - de ontginning van het veenlandschap grote vorderingen
had gemaakt. De lokale omstandigheden waren sterk veran
derd. Een landschap dat betrekkelijk hoog lag, klinkte in door
ontwatering. Het raakte juist daardoor langzaam onder het
bereik van zeewater. Dat kon via in het veen uitgesleten geulen
en door in de kustvlakte ontstane zeegaten als het Zijper zeegat,
het Heerdiep en vooral ook het Marsdiep zeker bij storm maar
ook bij vloed binnendringen. Daarnaast was er het al zeer lang
bestaande Vliegat, waardoor het zeewater in en uitstroomde.
Door genoemde oorzaken schuurde in dezelfde periode de
verbinding met het Flevomeer uit en ontstond de Zuiderzee.
Ondanks al die nattigheid werd het hele gebied aantrekkelijker
voor de graven van de landstreek die ze inmiddels Holland wa
ren gaan noemen. Dat kwam niet alleen door wat er verbouwd
werd, maar ook door zijn ligging, juist aan dat water. Er was
een goede verbinding met de zee en dus werd de vaart naar de
Oostzee veel makkelijker. Bovendien was het de enige weg naar
een gebied dat al even aantrekkelijk was en oorspronkelijk bij
hun bezit hoorde, het huidige Friesland en Groningen.
Floris de Zwarte
Ongeveer halverwege de 12e eeuw was het echt raak. Er zijn
zelfs ooggetuigenverslagen, zou je kunnen zeggen. De mon
niken van Egmond zaten als het ware 'in de loge', keken toe,
hoorden alle verhalen en schreven ze op. Maar ze waren wel
partijdig, ze waren voor de graafen tegen die gemene, moord
zuchtige (West-)Friezen. In de Annalen van Egmond, hun
jaarboeken, die ze lange tijd hebben bijgehouden, schreven ze
op wat er huns inziens gebeurde.
We tellen het jaar 1132. GraafDirk VI oordeelt de tijd rijp om
iets te ondernemen tegen de trouweloosheid en het onrecht
dat West-Friezen hem dikwijls hadden aangedaan. Het is winter
en dan zijn de sloten en de meertjes bevroren en begaanbaar.
Zijn soldaten doen hun werk, ze moorden, brandschatten en
plunderen vele dorpen en nemen buit, vee, paarden, klederen en
vele gevangenen mee terug.
Dirk behaalde echter toch een beetje en Pyrrusoverwinning,
want zijn broer, Floris (hij wordt de Zwarte genoemd) wordt
ingepalmd door de West-Friezen. Hij is een knappe, scherpzin-
Ze hadden immers nog altijd de abdij
van Egmond als machtscentrum
nige en ijdele jongeman en een geducht tegenstander. Hij laat
zich voor de kar van de West-Friezen spannen en neemt het
zwaard op tegen zijn broer Dirk en tegen zijn moeder Petronel-
la. Zij is nog steeds de heerseres - als erfgename van haar man,
graaf Floris II - over het hele graafschap. Floris legt een jaar lang
zijn broer het vuur na aan de schenen, lokt zijn troepen in hin
derlagen, brandschat dorpen en ook de kerk van Alkmaar en de
markt daar. Er zijn nogal wat edelen die zich bij hem aansluiten,
omdat ze van de gedachte uitgaan dat hij mogelijk de sterkste
van de twee zal blijken. Ze stoten door tot Haarlem ondanks de
felle tegenstand van zijn broer Dirk en 'samen met de Friezen
hebben zij de huizen van de oude graven en alle gebouwen in
de wijde omtrek onder de ogen van de graafin de as gelegd',
zoals het luidt in de prachtige vertaling van de Latijnse tekst. Die
vertaling is gemaakt door Marijke Gumbert-Hepp en J.P. Gum-
bert in de Annalen van Egmond (Hilversum 2007). De Friezen
hadden een gewoonte die de strijd nogal bemoeilijkte, ze wilden
niet buiten hun gebied slapen. Ze trokken zich dus aan het eind
van de dag terug en dat bracht uiteraard grote gevaren met zich
mee voor degenen die samen met hen vochten. De gevolgen
laten zich raden. Uiteindelijk sneuvelt Floris de Zwarte als hij in
een hinderlaag wordt gelokt.
Ongetwijfeld hebben inwoners van Schagen, (West-)Friezen,
aan deze strijd deel genomen.
Schagenaren nu zelf slachtoffer
Dertig jaar later - schermutselingen waren er altijd wel - laait
de echte strijd opnieuw op. Ook daarvan doen de jaarboeken
van het klooster uitvoerig verslag. Een grote groep West-Friezen
steekt het wed Occenvoorth bij Alkmaar over naar de akkers
van die stad. Degenen die Alkmaar te hulp kwamen, zagen met
hoevelen de West-Friezen waren en vonden het zaak zich terug
te trekken. De huizen van Alkmaar werden in brand gestoken,
op de kerk na, 'die met algemene stemmen werd gespaard'. De
middeleeuwse geschiedschrijver op rijm en bijna tijdgenoot
Melis Stoke zegt het zo:
Die Vresen namen dat si vonden
Ende berndent al optien stonden:
Si ne lieten staen groot noch clene,
Sonder recht de kerke allene:
De Alkmaarders konden niet anders dan er alleen tegen aan
gaan, velen sneuvelden in man-tegen-man-gevechten. En de
monniken kunnen het niet laten om op te merken dat wie op
die manier vechtend voor zijn stad sneuvelt, wel rechtstreeks in
de hemel moet komen. De Annalen gaan verder: 'Deze verder
felijke slachting of brandschatting hebben de Friezen aangericht
om het onrecht te wreken, dat hun verwanten en medeburgers,
7