9i/'wJuam u. U
Alleen kinderen die in
Schagen geboren zijn
zij aanspraak te kunnen maken op alimentatie op grond van het
feit dat niet de professie bepalend is voor alimentatie, maar de
noodzaak om kloosterzusters van onderhoud te voorzien nu
ze hun kloostergoederen kwijt zijn. De Gedeputeerden stellen
haar aanvankelijk in het gelijk, maar het stadsbestuur gaat in
verweer, gesteund door verklaringen van een aantal zusters:
Maritgen Gherytsdr. was nog zo jong dat zij het convent alleen
maar heeft gekost en geen profijt heeft gebracht. Door deze
affaire krijgen een aantal ex-kloosterlingen wel en gezicht: Dirk
Gerritsdr. blijkt in 1580 inmiddels 77 jaar oud te zijn, Anna
Gerritsdr. is even oud (Is er hier sprake van een tweeling?) Neel
Willemsdr. is 63, Aefje Claesdr. is 55, evenals Geert Jansdr.
De verklaringen lichten een tipje van de anonimiteitssluier op,
maar roepen ook vragtekens op: Hoe zit het met de andere vier
ex-nonnen? Waren zij niet bereid om een dergelijke verklaring
af te leggen? We zullen het nooit weten.
De katholieke heer van Schagen moet de gang van zaken rond
het St. Catharina-convent met lede ogen hebben aangezien.
Meteen na het bekend worden van het octrooi om het convent
en zijn goederen tot weeshuis te bestemmen, op 9 maart 1577,
doet heer Johan van Beijeren van Schagen een poging om zich
als vertegenwoordiger van de ex-kloosterlingen op te werpen.
Zonder succes: de vroedschap regelt haar zaken zelf Rond
1585 probeert de heer van Schagen nog een keer zich te men
gen in de administratie van de klooster-/weeshuisgoederen.
Ook nu vergeefs. Voor de Hoge Raad beroepen de stadsbe
stuurders zich terecht op het verkregen octrooi waarin staat dat
zij alleen rekening en verantwoording dienen af te leggen aan de
Rekenkamer - als die erom vraagt- en aan niemand anders.
Van klooster naar weeshuis
Het stadsbestuur van Schagen gaat voortvarend te werk.
Het octrooi waarin staat dat zij het St. Catharinaconvent als
weeshuis mogen gaan gebruiken staat gedateerd op 9 maart
1577. Ruim 3 maanden later - op 22 juni -zijn er al bestuurders
benoemd. Cornelis Jansz, brouwer, en Sybrant Cornelisz. leggen
als voogd en bestuurder van de kloostergoederen rekening en
verantwoording af. Zij hebben de (voormalige) ziekenzaal al
laten repareren.
Het tweetal is maar kort in functie. Op 31 januari 1579 komen
we drie andere namen tegen als curatores' van de conventsgoe
deren. Zij verhuren op die datum voor vier jaar het brouhuys
van het convent met den tuin, de kelder onder het spinhuis en
het halue pishuysken, altemael tzamen jaerlicx voor de somme
van thien carrolis gulden'. Alle reparaties aan het brouwhuis
zijn voor rekening van de huurder. Dezelfde dag verkopen zij
aan de huurder van het brouwhuis ook het brouwgereedschap
dat omschreven wordt als 'namelycken den broukeetel en die
bij tpont op den waech te leueren elcke pont voor vyff stuyvers
ende voorts den cuyp troch seedken trosoortgen kargen enz.',
alles bij elkaar voor tien Carolusguldens.Wordt het brouwhuis
van het convent nu een particuliere brouwerij? We hebben er
(nog) niets over kunnen vinden.
In september 1580 besluit men om de kloosterkerk te repareren
en in te richten als school; een zekere 'meester Jan' bewoont dan
H. de Winter maakte omstreeks 1780 deze pentekening van het weeshuis aan de Bagijnenlaan.
17