het boekje in deze bibliotheek terecht is gekomen; men heeft
het al heel lang in bezit.
Ook het Sint Catharina-klooster
in Schagen bezat landerijen
Bezittingen
Teriarissen - zusters in Derde Orde-kloosters - mogen aan
vankelijk eigen bezittingen hebben. Het is echter al heel snel
goed gebruik dat deze goederen uiteindelijk aan het klooster
vervallen. Zo komt het klooster aan geld, maar met name ook
aan grondbezit. Vooral dit laatste is een doorn in het oog van
elk stadsbestuur; deze bezittingen komen op die manier in de
zgn. 'dode hand'. Ze worden niet meer verkocht ofgekocht en
daardoor vrijwel voorgoed onttrokken aan het maatschappelijk
verkeer. Zeker als het hierbij gaat om veel land, komt dit de
lokale economie niet ten goede.
Ook het Sint Catharina-klooster in Schagen bezat landerijen.
Op de kaart uit 1547 zien we de Bagijnenweide, maar er is meer.
Op 6 december 1577 - bij de overgang van klooster naar wees
huis dus - is een legger van de conventsgoederen aangelegd die
het volgende laat zien:
In totaal bezit het klooster ruim 40 geerzen aan land - zo'n 12 ha.
In datzelfde jaar worden de totale inkomsten van het convent
door het stadsbestuur geschat op rond de 400 gulden. In 1522
- dus ruim 50 jaar eerder - beoordeelt het Kapittel van Utrecht
het Schager convent naar de maatstaven die men hanteert voor
de vele conventen die onder het kapittel vallen, als redelijk
welvarend. Daar is in 1577 echter geen sprake meer van.
Achteruitgang
Na een periode van ongekende bloei en groei keert het getij in
de eerste helft van de zestiende eeuw voor de vele in de steden
gevestigde kloosters. Er komt steeds meer kritiek op de bevoor
rechte positie van de kloosters. Ze genieten grote belastingvoor
delen, maken gebruik van alle stedelijke voorzieningen, maar
leveren zelf nauwelijks een aandeel aan de samenleving. Boven
dien is er steeds meer openlijke kritiek op de misstanden die er
in (sommige) kloosters zouden heersen: kloosterlingen zouden
zich schuldig maken aan onwetendheid, luiheid, schijnheilig
heid, gulzigheid en drankzucht, en aan al te vrijpostige omgang
met vrouwen.
Veel dieper dan deze kritiek op wantoestanden wortelt echter
de reformatorische afwijzing van het kloosterleven. Zowel
Luther, als de doperse leiders, als Calvijn keren zich zeer stellig
tegen de gedachte dat de kloosterlingen door het afleggen van
de drie geloften hun eeuwige zaligheid veilig zouden kunnen
stellen.
De Noordelijke Nederlanden
Deze ontwikkelingen leiden ertoe dat in de Noordelijke Neder
landen na 1530 het aantal kloosterlingen sterk afneemt. Daar
door raken heel veel kloosters in grote financiële problemen.
Er komen niet ofnauwelijks nieuwe kloosterlingen bij.
Sterker nog, grote aantallen monniken en nonnen verlaten
hun klooster en kiezen voor een wereldlijk bestaan. Zonder
twijfel zal de grote onrust die onstaat als in de jaren zestig van
de zestiende eeuw de Beeldenstorm het begin van de Tachtig
jarige Oorlog inluidt hierbij meegespeeld hebben. Het klooster
verlaten betekent in sommige gevallen kiezen voor simpel lijfs
behoud. Kloosters waren niet zelden doelwit van plunderende
soldaten en geuzen.
Plundering
In oktober 1568 valt het Sint Catharina-convent in Schagen
ten prooi aan de bende van Dirk Maertensz. van Schagen.
Onder het mom van vrijheidstrijders in dienst van de Prins
van Oranje trekt deze groep vagebonden op strooptocht door
West-Friesland. Zij brengen een nacht door in het klooster van
Schagen en maken daar het nodige buit, waaronder een vaan
In de uitvoerige processtukken tegen Dirk Maertensz.
en zijn bende komen we niets over de kloosterzusters tegen;
misschien hebben zij die met rust gelaten. De bende wordt kort
na deze gebeurtenis bij Hoorn gevangen genomen. In novem
ber daaropvolgend worden de belangrijkste bendeleden door
het Hofvan Holland ter dood veroordeeld, de anderen worden
verbannen.
Van klooster naar weeshuis
In 1576 kiest ook Schagen voor de nieuwe leer en het nieuwe
bewind. Rooms-katholieke kerkelijke bezittingen worden in
beslag genomen door de burgerlijke overheid. De convents
goederen van het St. Catharinaklooster worden beheerd door
wereldlijke administrateurs. Schout, schepenen en regeerders
van Schagen krijgen op 9 maart 1577, op hun verzoek, uit naam
van koning Philips II toestemming om het convent om te zetten
in een weeshuis. In werkelijkheid geeft Willem van Oranje deze
toestemming af. Er zijn nog 9 kloosterzusters aanwezig. Zij
mogen tot hun dood in het convent blijven wonen en ontvan
gen een jaarlijkse alimentatie voor hun levensonderhoud. De
nieuwe administrateurs zijn rekenplichtig aan de Rekenkamer
van Holland.
- een stuk land aan de oostzijde van de Laan, groot 7 geerzen, 5,5
snees;
- een weide aan de westzijde van de Laan (de Bagijnenweide),
groot 5 geerzen;
- groedtland onder Avendorp, groot 6 geerzen, 4 snees;
- groedtland aan de zuidzijde van het Rozewerfje, groot 2,5 geer
zen, 4,5 snees;
- weiland bij Lutjewal, groot 5 geerzen, 3,5 snees;
- groedtland in de ban van Haringhuizen, groot 5 geerzen;
- groedtland in de ban van Winkel, groot 7 geerzen, 1,5 snees;
- groedtland binnen Burghorn, omvang onbekend;
- groedtland in de ban van Haringkarspel, groot 2 geerzen, 7 snees.
Wordt vervolgd.
Fred Timmer