niets. Het blijkt hoe langer hoe meer dat de heer Verweij hier
is een alleroppermachtigst man'. De burgemeester verdedigde
Verweij met te zeggen dat deze nu eenmaal geen boekhouder
van beroep was, maar wel een eerlijk man. Raadslid Meurs
bracht in dat een slordige administratie geld kostte. Slordig was
Verweij niet volgens de burgemeester, wel was hij misschien wat
omslachtig. Trapman zei over de wijze van boekhouden van
Verweij al het een en ander te hebben vernomen en drong aan
op een spoedig rapport van accountant Rühl.
Dan al is duidelijk dat Trapman op de huid van Verweij uit
is. Weliswaar zijn er meer raadsleden die kritisch zijn over de
directeur van het levensmiddelenbedrijf Trapman zet de toon,
zowel in de raad als in zijn krant. Als de raad op 23 februari 1918
de begroting van het levensmiddelenbedrijfonder ogen krijgt
oordeelt Trapman 'dat de cijfers, die meneer Verweij heeft
neergeschreven, kat noch varken lijken, er deugt gewoonweg
niemendal van.' Tijdens de daaropvolgende raadsvergadering
spreekt Trapman zich nog eens uit over het gebrek aan inzicht
in de cijfers van het levensmiddelenbedrijf en de controle op
Verweij. In de Schager Courant beginnen nu ook netelige
ingezonden brieven te verschijnen over de directeur van het
levensmiddelenbedrijf. De rondvraag van de raadsvergadering
d.d. 31 juli 1918 eindigt met een offensief van Trapman over de
wanorde - 'Dat krijg je van al die kladjes en vodjes' - bij de dis
tributie. Een week later schrijft hij in zijn krant een redactioneel
commentaar over de 'schandelijke levensmiddelenvoorziening
in deze gemeente'. Zijn conclusie: er moet een nieuwe directeur
komen, want: 'Verweij is absoluut ongeschikt!' Zie hier de
directe aanleiding voor Verweij's gedicht in de Zijper Courant.
Intussen blijft Verweij triomfantelijk ('Ik werk, voel me sterk')
in het zadel. Hij krijgt er zelfs een ambtenaar bij na een vurig
pleidooi van de burgemeester over de onmenselijke werkdruk
op het levensmiddelenbedrijf en Verweij's ijver, ambitie en zui-
nigheid. Trapman kijkt met lede ogen naar de steun die de raad
aan het voorstel van de burgemeester geeft. Hij blijft zijn steen
des aanstoots bestoken en tien maanden later krijgt hij gedaan
waar hij op uit is. Eind april 1919 besluit de gemeenteraad van
Schagen, 'op voorstel van het raadslid Trapman', om de voltal
lige bezetting van het levensmiddelenbedrijfte ontslaan. Deze
keer denkt Verweij, met zijn hoofd al op het hakblok, recht te
hebben op het laatste woord. Hij schrijft een tweede gedicht
over Trapman dat op 10 mei verschijnt, weer in de Zijper Cou
rant. Maar Trapman kan het niet laten. Hij neemt het gedicht
over in zijn eigen krant. Erboven zet hij:
'Verweij, onze levensmiddelendictator is boos! Op voorstel
van het raadslid Trapman heeft hij tegen 1Juli a.s. eervol
ontslag gekregen, evenals alle verdere beambten van ons
levensmiddelen-distributie-bedrijf. Niet prettig voor Verweij
zeker, maar noodig voor de gemeentekas. Verweij laat dat
natuurlijk volkomen koud,de man is alleen op behoud van
eigen baantje gesteld en dit onverwacht en ongewenscht ont
slag heeft bij hem de distributiegal doen overloopen en heeft
hem een lofzang op het raadslid Trapman in de pen gegeven,
die wij Zaterdagmiddag in de Zijper Courant aantroffen en
hieronder laten volgen:
De redacteur van Stadsmarktblad,
O.-W.
Die heeft een tongetje, zéér rad;
Hoezee!
Schrijft polemiek, fameus pikant,
Grof snee;
Waant lef te hebben èn verstand
Voor twee,
Maar mist beschavings fijn decor
Finaal.
En ridderlijkheid is niet zijn fort,
Banaal!
Want wie hem soms een snuifje bood,
Roijaal!
Werpt hij met vuil na uit de goot,
Fataal!
De man die noemt zich democraat,
V.-D.
Maar is veeleer een autokraat,
Och hé!
De volkswil is voor hem een wet!
Alléén,
Als die zich tegen hèm verzet,
Dan, néén!
Wie zich door hem niet knechten laat,
Gedwee,
Die wordt het object van zijn haat,
Eén, twee!
En als hij dan zijn prooi verlies
Kan doen,
Dan is hij van geen middel vies,
De poen!
De eindredacteur van de Schager Courant in de gemeenteraad,
het zou nu ondenkbaar zijn. Misschien was het dat destijds ook,
maar trok Piet Trapman er zich niets van aan. Misschien ge
loofde hij zelfwel in het 'hoogstaand karakter' waarvoor hij aan
zijn grafwerd geprezen en meende hij de redacteur Trapman en
het raadslid Trapman te allen tijde haarfijn te kunnen scheiden.
Het zou een bovenmenselijke prestatie zijn geweest van de man
die de Schager Courant groot maakte.
Bonkaart uit WO I
Gram
Ui-uk Cièuie. Dordrecht
Gram brood of 300 gram maal.
Gram. br<
Peter Groenveld
19