tussen Trapman en Verweij
In de Kakelepost van april 1991 deed de toenmalige redactie de volgende oproep aan de lezers:
'P. Trapman nam in 1897 de Schager Courant over van zijn zwager J. Winkel, welke wegens persoonlijke omstandigheden
afscheid moest nemen als uitgever en redacteur. Trapman hield er een eigen stijl op na, die hem niet door iedereen in dank werd
afgenomen. Menig conflict, vaak door Trapman zelfgeschapen, werd in de krant uitgevochten. Zo ook een conflict in 1918
met P Verweij. Deze gaf in augustus van dat jaar, in de Zijper Courant, zijn mening over Trapman in dichtvorm weer. Over
de aard van het conflict is bij de redactie niets bekend, misschien weet een van de lezers hier meer van.'
Op dit appél aan onze lezers kwam pas nu, 22 jaar na dato
als was het flessenpost, het volgende antwoord van Peter
Groenveld. Het begint met het gedicht van Verweij
O Trap man,
Want ik werk,
En drijven,
Je kijft er,
Dit gedicht werd geschreven in 1918, het laatste jaar van de
Eerste Wereldoorlog. De dichter wenste Piet Trapman aan het
front. Wetende welke gruwelen zich daar indertijd afspeelden,
kunnen we ons voorstellen hoe Verweij over Trapman dacht.
Piet Trapman (1872-1941) werd in een In Memoriam bij zijn
overlijden in 1941 herdacht als een 'sterke, militante figuur,
vooruitstrevend als geen, met een open oog en een warm hart
voor de nooden en behoeften van zijn streek'. Behalve maat
schappelijke betrokkenheid zou men van een drukker/uitgever
een zekere wellevendheid verwachten, maar daaraan had hij
geen boodschap. Als hem iets niet zinde haalde hij uit in klare
taal, ongeacht wie hij voor zich had. Daarom was P. Verweij
zeker niet de enige die zijn bloed kon drinken. Trapman had
immers bij conflicten altijd de krant aan zijn zijde, zodat zijn op
ponent al bij voorbaat een verloren strijd streed. Geen wonder
dat maar weinigen het tegen hem opnamen, al helemaal niet
nadat hij tot raadslid was gekozen. Voortaan deed de redacteur
Trapman in zijn krant verslag van raadsvergaderingen, waaraan
het raadslid Trapman actief deelnam. Waarover had P. Verweij
het met hem aan de stok gekregen? Een reconstructie.
Op 6 oktober 1916 stelde de burgemeester van Schagen,
J. Cornelissen, daartoe bevoegd op grond van de twee maanden
eerder in het Parlement aangenomen Distributiewet, voor de
gemeente Schagen een distributieregeling vast. Ook in het neu
trale Nederland werden bepaalde goederen schaars. Voedsel,
brandstoffen en huishoudelijke artikelen gingen op de bon. B.
en W namen de zorg voor een eerlijke verdeling op zich. Daar
toe richtten zij een levensmiddelenbedrijfop, waarvan zij de
directie in handen legden van de heer P. Verweij uit Hoogwoud.
Het levensmiddelenbedrijfviel exclusiefonder B. en W De ge
meenteraad had er geen zeggenschap over, maar moest wel het
geld dat ervoor nodig was beschikbaar stellen. Al gauw begon
dat te schuren. In de raad van 25 augustus 1917 rezen vragen
over de administratie van het levensmiddelenbedrijf die niet op
orde zou zijn. Raadslid Koster wilde van de burgemeester weten
wat de toezichthoudende accountant Rühl aan B. enW had
gerapporteerd over de door directeur Verweij gevoerde boek
houding. De burgemeester wist het niet. Het raadslid Trapman
noemde dat heel eigenaardig. 'De heer Verweij wordt gecon
troleerd door een accountant en de burgemeester weet van
Het conflict
Piet Trapman
O Knap man,
Verguis me niet meer.
Aan wal staan en pal
staan,
Zijn twee, Groote Heer.
Al blaas je,
En raas je,
Als een kater zoo kwaad.
Ik wijk niet,
En strijk niet,
De vlag voor jouw haat.
Voel me sterk,
Trots leugen en schijn.
Jou schrijven,
Is louter venijn.
Waar je in zit,
Een poos lid,
Je krijgt niet je zin.
En blijft er,
Geen oogwenk meer in.
Dan hakken,
En takken,
Op wien jou weerstond.
O Trap man,
O Knap man
Je moest naar het front.
P Verweij
18