aan A. van Graafeiland, hoofd van de Mulo in Schagen.
In september 1945 werd ik leerling op de Mulo in
Schagen. Het was nog maar kort na de bevrijding en
ik meen me te herinneren dat we nog niet terecht
konden in het gebouw aan de Landbouwdwarsstraat
omdat dat in de oorlog gebruikt was door de Duitsers
en eerst hersteld moest worden.
Julianaschool
We kregen dus elders les. Als ik het goed heb, in het gebouw van
de lagere school in het Heerenbosch, later Julianaschool gehe
ten. Meneer Van Graafeiland was directeur en ik stel me voor
dat hij ons als nieuwe leerlingen welkom geheten heeft, maar ik
heb daar geen herinneringen aan. In de lagere klassen hadden
we geen les van hem en ik kende hem dus maar oppervlakkig:
een man, die niet zoveel zei, nooit met stemverheffing praatte
en mede daardoor veel gezag uitstraalde. Het kwam maar
zelden voor dat ik naar 'het kamertje van Van Graafeiland' werd
gestuurd omdat ik het te bont had gemaakt. En als dat dan een
enkele keer gebeurde, was ik zeer onder de indruk, al wilde ik
dat natuurlijk niet laten merken aan de klasgenoten. Ik herin
ner me dat hij me vanachter zijn brillenglazen onderzoekend
aankeek en dan op zachte toon vroeg wat de aanleiding was van
mijn bezoek. Die correctheid bracht me dan volledig van mijn
stuk, ook al omdat ik in verwarring raakte ofhet nu wel of niet
ironisch bedoeld was.
Zijn stijl
Dat onverwachte in de omgang met ons als leerlingen herinner
ik me ook van voorvallen toen we later in de examenklas zaten
en veel les van hem kregen. Zo gebeurde het dat één van de
leerlingen, Annemarie, nogal hevig aan het spijbelen sloeg. Ze
bleef minstens een week weg en toen ze weer opdook, ging ze
op haar plaats zitten, pakte haar tas uit en deed alsof er niets aan
de hand was. Van Graafeiland gafles en controleerde ofwe ons
huiswerk hadden gemaakt. Toen Annemarie aan de beurt was,
werd al meteen duidelijk dat ze nauwelijks wist waar het over
ging. Van Graafeiland keek haar even aan en sprak vervolgens
op licht gedragen toon de volgende tekst uit: 'Het eind zal de
last dragenGeen taart, geen bloemen.' Een korte stilte, waarin
je je met enige spanning afvroeg, wat er verder zou gebeuren.
Niets dus. Van Graafeiland gafeen knikje en de volgende kwam
aan de beurt.
Zijn oubollige kant
Soms had hij ook iets oubolligs, en hoewel je dat als puber
helemaal niks vond, maakte het kennelijk toch indruk en is
het me bijgebleven. We lazen bij Duitse les 'Die Biene Maja'
van Waldemar Bonsels en Van Graafeiland begon zijn les dan
steevast in slecht geïmiteerd West-Fries dialect met de plechtig
uitgesproken zin: 'bie ne op tafel'. Gevolgd door een knipoog.
De bevlogen onderwijzer
Wat echt grote indruk maakte en ook iets liet zien van zijn
bevlogenheid voor goed onderwijs was de keer dat hij een
koffergrammofoon meebracht in de les. Een in die tijd tamelijk
uitzonderlijk bezit. Er hoorden van die zwarte 78-toerenplaten
bij en via een grote hoorn kon je de muziek erop beluisteren.
Hij liet ons het gedicht 'Erlkönig' van Goethe horen. Het werd
voorgedragen door een Duitse kunstenaar op een manier die ik
De heer A. van Graafeiland
zoals veel Schagenaars
hem gekend hebben.
Herinneringen
20