betalen; gemeenschaps-goederen' zoals wegen, bruggen,
sluizen, molens enz. moesten nu eenmaal gemaakt, gebouwd en
onderhouden worden.
In 1686 is er een legger (register van belastingplichtigen) van de
huizen en ook een van de landen gemaakt, die beide tot 1803
hebben gefunctioneerd. In 1803 zijn ze aangevuld, feitelijk
overgenomen en voortgezet. Daarnaast is belasting geheven op
bezit aan land, huizen, huisraad, kostbaarheden enz. de zoge
naamde generale pacht, opgetekend in de boeken die zo heten:
de Generale Pacht.
In deze Leggers schrapte men de naam van degene die was
overleden of naar elders verhuisd en de ambtenaar - meestal
de secretaris van de gemeente - schreef de nieuwe bezitter
daaronder, daarnaast of daarboven. Zo staan er bij een huis of
boomgaard of perceel land soms wel meer dan tien namen van
bezitters tussen 1686enl803. Deze gewoonte werd in 1803
voortgezet tot ongeveer 1830.
De Generale Pacht werkte anders. In de 17e eeuw maakte men
om de vijf a zeven jaar een nieuw boek, in de 18e eeuw werden
de tussenliggende periodes groter en beperkte men zich tot een
aanvulling als het nodig leek.
In beide systemen werkte men met een nummering, die niet
onderling overeenstemde en beide nummeringen stemden op
hun beurt weer niet overeen met later ingevoerde huisnummers.
Wat wel te achterhalen is in beide systemen zijn de straten of
buurten, o.a. dus de Dorpen(n).
De legger van de huizen biedt hier het beste aanknopingspunt
om de bezitters van het perceel C83 vóór 1832 te achterhalen.
Immers de bezitter van 1832 kennen we, Jacob Schoorl. Als we
die vinden in de Legger, dan kunnen we in principe terug tot
1686.
Gevonden in de Legger van de Huizen, 1686
Op de Eerste Dorpen moeten we zoeken naar de nummers
C80 tot en met C84. Die vinden we op de folio s 110,111 en
112 onder de nummers 274 tot en met 277 van de Legger.
C82 en C83 staan onder nummer 277.
Daar vinden we als laatste Jacob Schoorl (die in 1822 het huis
op C83 koopt).
Aan hem vooraf gaan zeer weinig namen, namelijk die van de
familie Jan en Cornelis Berger en aan deze voorafgaand en in
1686 als eerste vermeld - zo lijkt het althans - Tadeus Berger.
Tadeus Berger, dat wil zeggen zijn grootvader (Adriaen Berger)
bezit in 1686 op de Dorpen een huis en erf en daarnaast nog
een erfvan een afgebroken huis. Tadeus Berger sterft in
1756 en is dan dus 70 jaar bewoner of eigenaar op de Dorpen
geweest. Dat lijkt niet te kunnen kloppen. Wat is er aan de
hand? De aantekeningen in de Generale Pachtboeken laten een
verfijnder beeld zien.
In 1660 woont er geen lid van de familie Berger op de Dorpen.
In 1665 staat aangetekend Aerjaen Tates Berger voor sijn vrou
als in voorgaende pachtinge (dat is die van 1660), waar ze niet
te vinden is).
In 1670 Aerjaen Tates Berger als in voorgaende pachtinge, moet
betalen 14 schellingen.
In 1677 staat hetzelfde.
De eigenaars/bewoners van de
stolp op de Tweede Dorpen, De
Oude Hof, vanaf de 17e eeuw:
Dirk Claas Cuijl, al voor 1686
Arent Jansz Smit
Jan Arentsz Smit
Jacob Vrorijk
IJsbrand Buijen (1807)
Pieter Kouwenberg (1808)
Maartje Kouwenberg (1829)
Mathijs Bleeker - pachter
Theunis Klerck - pachter
Jan de Wit
Jan Heddes
Jan Ligthart
Johannes Montanus Koelman
Johannes Gouwenberg
Dirk Pieters Timmerman
Jacob de Boer - zetboer
Dirk Donker
Albert van Veen - bewoner
B.J.J. Rötgers
Foppe Eriks
Theo Wenker
De gemeente Schagen
Krakers, onder wie Greet Watertor
Hulpkaart 4.