Uit de collectie van Boerderij- en Rijtuigmuseum Vreeburg
ir ritasjs
Zon verhaal doet me denken aan appeltjesdieven, die door een
gat in de heg bij de buurman appeltjes stelen, maar door hun
gevulde broekzakken niet meer terug kunnen en op hun lazer
krijgen van de buurman.
In het verleden werden er ook andere middelen gebruikt om
vlooien te vangen of juist te verdrijven. Bekend was vroeger
het Vlooienkruid (met Latijnse naam Pulicaria), dat ook in
Nederland in het wild voorkomt en dat door zijn sterke geur de
mensenvlooien op een afstand zou weten te houden. Zelf heb ik
dat nooit geprobeerd, want de vlooien die af en toe bij ons thuis
voorkomen, zijn kattenvlooien en daar hebben we dan wel iets
chemisch voor, of liever gezegd: tegen.
De naam Pulex de Springer) vind je trouwens in meer
dierennamen, zoals Gammarus pulex, de vlokreeft, en Daphnia
pulex, de watervlo.
In museum Vreeburg hebben we gelukkig nooit een vlooien
plaag. Wel komen er overwinterende lieveheersbeestjes soms
voor ongemak zorgen.
In museum Vreeburg hebben we een ivoren buisje met
een afschroefbaar dopje. Er zitten 24 ronde gaatjes op
het middengedeelte. Het is een onopvallend,
9 cm lang, witachtig gevalletje. Je moet wel een beetje
zoeken, voordat je het in Vreeburg ontdekt. Wat zou
dat nu weer zijn?
Het dingetje werd in het verleden, toen de mens nog geplaagd
werd door mensenvlooien (met de Latijnse naam Pulex irritans),
onder je kleren of in je pruik meegedragen. Een damesdecolleté
was een ideale plek. Binnenin het buisje zat een watje gedrenkt in
(dieren-)bloed, waar de vlooien op afkwamen. Door het dopje er
af te draaien, kon je een vers watje met bloed in het buisje doen.
Als de vlooien eenmaal in het buisje waren en zich volgezogen
hadden met bloed, was hun achterlijf zó opgezwollen, dat ze
niet meer door de gaatjes naar buiten konden komen. Aan het
eind van de dag werd het kokertj e in het water gelegd, zodat de
vlooien verdronken. Het waren nu eenmaal geen watervlooien.
in Vreeburg
Bert Siezen