'Wel, welmijnheer Hazeuwelke booze
geest heeft u verleid.
bedreiging van vijandige tegenwerking, den heer R. G. van der Wal
aanleiding heeft gegeven, zijn gegeven, doch niet schriftelijk bekrach
tigd woord te verbreken en zich terug te trekken. De partijdigheid en
bemoeizucht van den Heer J. Ensing in eene zaak, die eigenlijk buiten
zijne competentie ligt, mij hier uit ten volle gebleken, geeft mij nu aan
leiding mijnen medeburgers te verzoeken zich niet te storen aan de voor
mij ongunstige geruchten, die gelijk mij ter oore gekomen is, worden
verspreid, bereid zijnde alle belangstellenden de noodige inlichtingen
daaromtrent, als prijsstellende op de achting mijner medeburgers, te
geven. Met aanbeveling: WA. Hazeu, Apotheker. Schagen, 29 maart
1886.'
Zo, die zat.
De reactie van dokter Ensing
Een reactie kon niet uitblijven en die kwam er ook. En wel van
dokter Ensing in een lange ingezonden brief op 1 april 1886,
dus nog geen drie dagen later.
'Wel, wel, mijnheer Hazeu, welke booze geest heeft u verleid tot uw
schrijven in de Schager Courant van 27 j.l.
Dat de jeugd zich onbezonnen waagt op 't gladde ijs, is toe te geven,
doch dat een man van uwe jaren niet wat voorzichtiger is, dat vat ik
niet.
Wat bedoelt ge met uw schrijvenWilt ge aan het publiek bekend
maken, dat dr. Ensing lastig en bemoeiziek is, dan hebt ge de waar
heidgezegd, doch onder ééne voorwaarde - alleen in zaken die mij
aangaan, anders niet. En daarom is het voor mij duister als gij zegt
dat het eigenlijk buiten mijne competentie lag, mij met uw associatie te
bemoeien.
Dat kunt ge toch nietmeenen, en is het zeker ter kwader ure aan uwe
pen ontglipt. Gaat mij het gereedmaken en afleveren der recepten niet
In dit dubbele herenhuis was eens de apotheek van
Hazeu gevestigd, genaamd 'De Bloeiende Aloë'.