D E KERKE. was. Dezelfde gaf daarna de prent opnieuw uit, nu alleen met de oude geleerde en het onderschrift. Ook de Amsterdammer Cle- mendt de Ionghe, die zich gespecialiseerd had in het uitgeven van prenten en die in de Kalverstraat woonde, zag er brood in en hij gaf een gravure uit met een betrekkelijk jonge man die in zijn kamer een boek leest, samen met de tekst. Vervolgens ver scheen er hiervan één met een vertaling van Hondius' gedicht in het Duits. Het begint met de zinnen: 'Hier sitz ich in Engen schrancken, Fern von allen welt=gedancken.' Onder het vers staat: Aus dem Holandischen, Lud. Hondij übersetzt.' Het gedicht bleef geliefd. Zodanig dat het in het jaar 5451 (uiteraard naar de Joodse jaartelling, dus in 1691) opnieuw werd uitge geven, nu voorzien van een Portugees opschrift en vertalingen in het Hebreeuws en het Spaans. Een laatste druk verscheen in 1855, verzorgd door de 'Boekdrukkerij Gebroeders Belinfante, 's Gravenhage'. In deze uitgave kwam er ook nog een Franse ver taling bij. Boven de werkjes plaatste de uitgever de Hebreeuwse spreuk nh mayin iddt -pm nc mm (de Almachtige zal uw goud zijn en uw zuiverste zilver). Daar zou Hondius zich zeker in hebben kunnen vinden. Overzien we het geheel, dan heeft dit gedicht van Hondius minimaal vijf drukken gekend en werd het in ten minste vier talen overgezet. Er zijn zeventiende-eeuwse gedichten geweest die heel wat minder verspreiding vonden. Slot 'Het is wel duidelijk', zo schreef A. van der Heide in 1980, dat Hondius' naam 'niet met grote letters in de annalen der vaderlandse dichtkunst pleegt te worden geboekstaafd.' Een waar woord. Maar het is tevens een oordeel dat voor een heel groot deel bepaald werd doordat van hem zo weinig gedichten bekend waren. Zelfs Hondius' auteurschap van 'De geleerde' was voor Van der Heide niet zeker. Inmiddels hebben we veel meer gegevens en staan we opnieuw voor de vraag naar het gehalte van Hondius' dichterschap. Hoe moeten we zijn poëtische werk taxeren? Allereerst dan zijn Latijnse verzen. Die spreken moderne lezers niet aan. Maar het was in de zeventiende eeuw juist een bewijs voor bekwaam dichterschap als men ontleende aan oude klassieke dichters en een royaal gebruik maakte van hun werk. De bekendste calvinistische dominee-dichter, zijn tijdgenoot Jacobus Revius, deed dat overvloedig en Hondius bleef met zijn Horatius niet achter. Voor zijn kerkbordgedichten hoefde Hondius zich zeker niet te schamen. Ook al is men het niet met de strekking eens, ze spraken tijdgenoten zodanig aan dat ze in verschillende kerken een plaats kregen. En aan duidelijkheid in visie lieten ze niet te wensen over. Het meest geslaagd zijn de persoonlijke gedichten, waaronder ook het gravuregedicht over de geleerde gerekend kan worden. Daarin weet Hondius zijn lezers te raken en is te zien dat de emoties van mensen meer dan 350 jaar geleden niet heel veel verschillen van de emoties van lezers van de 21 ste eeuw. Voegen we eraan toe dat ook hierbij de vorm met het rijm en het me trum professioneel is, dan kan geconcludeerd worden dat het niveau van Hondius' poëzie hoger is dan dat van de gemiddelde dichter in de zeventiende eeuw. Ook al was hij dan misschien geen topper. S C H A G E N. Tot haar Aanfc houwers. A aiifchouwt my nu ter tydmyn Muureti cn Pylaaren Die nug met Schildery»og koilclyk* Altaarcn Verciert zyn en bekleed, maar om en om begift, Met ftigtelyke leer; en Goddclyke fchrift. 2. Ik hebbe geen gebeent', of kleed'ren van de Doodeng Maar hier liet Vader Ons, en daar de Tien Gcbooden, En gronden des Geliol's, en Avondmaal en Doop, En al wat ik vertoon, dat is om niet te koop. 3- Myn Glazen ong,'verft, in "t Noorden cn in 't Zuiden, Doorfchym, het helder licht, en ftraalt zoo op de Luiden, De tieeldeii die zyn weg, voor heelden komt het Volk, En word ter Zaligheidgeleerd door Godes Tolk. 4- Men hoort in myn geen ftem, dan met bekende reden, Die troorten kan het hert, en bect'rcn kan de zeden, Men biegc hier voor geen menfeh, maar voor dien God die leeft. En die de Zonden al, genadelyk vergeeft. 5- Men roept geen Heil'gen aanwant Santen en Santinnen En moet men neffeis God. niet eeren nog beminnen, Chriitoffel ken ik nietik ken allecne Clirift Die elders zoekt zyn heil, die heeft zyn heil vernuft. L. Hondius. Gedicht op het kerkbord in Schagen. Literatuur L. Hondius, twee verzen over Londen op: Londinum Florentissima Britanniae Urbs Toto Orbe Celeberrimum Emporiumque (Amsterdam 1616). L. Hondius, 'Cognato meo Johanni Montano' (1618, inscriptie album amicorum van Johannes Montanus). L. Hondius, Christelijck bericht op de bedenckingen des gemoedts over de pestilentie. Waer inne oock ondersocht wordt of 'smen- schen leven kan verkort ende verlanght worden (Amsterdam 1637). L. Hondius, De geleerde in sijn kamer. (Hoorn z.j.); (Amsterdam z.j.). Vertaald in het Duits o.d.t. Der Gelehrte in seiner Studier-stube. (Amsterdam z.j.); in het Spaans o.d.t. El estudiozo en su retrete. (Amsterdam 1691in het Hebreeuws o.d.t. mirt rraa iwfrn. L. Hondius, Latijnsche en Duytsche Rym-zangen. (Handschrift, z.j). D. Burger van Schoorel, Chronyk van de gansche oude heerlykheid van het dorp Schagen (Hoorn 1767). J.T. Smith, Ancient Topography of London (Londen 1892), p. 25. C.A.L. van Troostenburg de Bruijn, 'Joannes Burum' in Biographisch Woordenboek van Oost-Indische predikanten. (Nijmegen 1893). F.S. Knipscheer, 'Ludovicus Hondius', in Nieuw Nederlandsch bio graphisch woordenboek, deel 8. (Leiden 1930), pag. 811-812. P.C. Bloys van Treslong Prins en J. Belonje, Genealogische en heraldische gedenkwaardigheden in en uit de kerken der provincie Noord-Holland, deel 3. (Utrecht 1929); deei 4. (Utrecht 1930); deel 5. (Utrecht 1931). J.P. de Bie en J. Loosjes, Biographisch Woordenboek van Protes- tantsche Godgeleerden in Nederland, deel 4. ('s-Gravenhage 1931), pag. 222. F.W. Hondius, De Wackere Hondt. Leven en werken van de karto- graaf Jodocus Hondius 1563-1612. (Antwerpen [1963]). A. van der Heide, "De Geleerde in sijn Kamer"./"The Scholar in his Study", in Studia Rosenthaliana. vol. XIV, 2 (juli 1980), pag. 191-204. R.J.M. van de Pol, "Met goede couragie..."Dominee Hondius in Schagen 1 en 2, in: Kakelepost Schagen, vol. 7. (1992), afl. 4 en 5. E. de Bruijn en H. Florijn, Revius, dichter, denker, dominee. (Houten 2006), pag. 73,75. 18 Dr. Henk Florijn

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kakelepost - Schagen | 2012 | | pagina 18