.eyxM- J^uidtd jidêw. J- uto/m'Mfj+t Mi;. regte toehoorder', is nu eens niet anti-rooms en staat net als de andere in het handschrift. Het luidt: Het kan niet anders of Hondius heeft deze kerkbord-gedichten met enige trots in het handschrift opgeschreven. Dat geldt dan ook voor het vers 'De Kercke van Binne-Wijsent tot haere aen- schouwers' dat hij in 1649 vervaardigde. Hierin dan wel weer het inmiddels bekende liedje over rooms-katholicisme met haar 'pausdom', haar kloosters en haar vertrouwen op goede en vrome werken. Of het in het kerkgebouw is opgehangen, is mij niet bekend, maar ik sluit het niet uit. Gelijkgezinden Was Hondius een predikant die alleen maar kon razen en tieren tegen zijn rooms-katholieke medeburgers? Wie dat denkt, doet hem te kort. Want wie zijn Christelijck bericht over de pestilentie leest, merkt dat hij zijn eigen gemeenteleden al evenmin spaarde. Zo zag hij in zijn eigen gemeente - en in andere gereformeerde kerkdiensten trouwens ook - veel huichelaars in de godsdienst; 'pijlaer-bijters' noemde hij hen, ze veinsden 'Godtsaligheyt'. Bij weer andere gereformeerden nam hij veel 'luyicheyt, wanlusticheydt ende kleynachtinghe der goddelijcker saecken' waar. Hondius ageerde verder in zijn boek tegen verkwisting, tegen 'onmaticheyt in spijs en dranck, maer ooc in kledinge'. Hij hekelde degenen die overdadige maal tijden hielden en 'als verekens ondancbaerlijck opslocken ende inswelghen spijs en dranck'; in de mode stoorden hem de man nen 'die pop-achtich ende wijf-achtich verciert' waren. Velen, ook in Schagen, wilden boven hun stand leven en was er eens iemand die een duit over had, die 'koopt een heerlijckheyt ofte hofstede en speelt de Joncker en meent dat hem gheen dinghen ongeoorloft zijn.' Het is allemaal duidelijk genoeg en geeft aan dat de dominee niet bang was om voor zijn eigen parochie te zeggen waar het in zijn ogen op stond. Natuurlijk waren er onder de gemeenteleden die wel overtuigd gereformeerd waren, met hen was er sprake van een goede band. Die was er eveneens met sommige ambtgenoten. Vooral met Henricus a Burum, vanaf 1646 de eerste predikant van Kol- horn kon hij goed opschieten. A Burum was in 1620 geboren en zijn verjaardag viel op 1 januari; in 1653 gaf dit Hondius het volgende gedichtje in de pen: Wie past het so dat met hetjaer, Oock syn geboorte dagsy daer Dat maeckt de reek'ning altoos net, En is voor 't leven ook een wet. Nu telt gij dertig ende drij Leeft lang: sijt vrolijk ende blij In Christo: die u heeftgekent, Ons tijd verloopt, en krijgt een endt. Henricus' dochter Maria ontving een versje op haar verjaardag, 26 juni 1654, maar dat staat zo vol met informatie die alleen insiders konden begrijpen, dat het voor een moderne lezer te raadselachtig is. Het begint aldus: 'Ditgaet met drij gesanten heen, De twee syn groot, de derd' is kleen, Marijken Burum sal het gelden Om haar geboorte te vermelden, Kroont haer en ciertse als een maegd, So word de koorts door vreugd verjaegd.' Een ieder die syn voet set in het huys des Heeren, Die sette sig daar toe om neerstelijck te leeren. Hij denck waar dat hij is en wiens stem dat hij hoort Hij open syn gehoor, en luyster naer het woord. Die rust neemt voor het lijf die hoeft hier niet te wesen. Die slapen wil, slaep 'thuijs, die blind is kan nietlesen. Die doof is, hoort geen stem, die slaapt is doof en blind. Wat recht de leeraar uyt, wanneer hij u so vint, Die om het wereldsch denkt, als 'ttijd is om te hooren, Al staan sijn oogen op, so heeft hij dog geen ooren. Die op een ander let, die heen en weder siet, Die hoort wel eengeluijt, maar hij verstaet het niet. Die in de vreese Gods seer nedrig en aandachtig Ontfangt het Godlijck woord, 'twelk levend is en krachtig, Die 't opsluyt in syn hert en sig toe-eygnen kan, Uit beteringen troost, wel salig is die man. -J-Dim mvt jVL O/lArtmO s i iU -yezc ploy hóe jCsMjtJf ro nuio LAMER Tekst in het album amicorum van Montanus. De geleerde in zijn kamer.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kakelepost - Schagen | 2012 | | pagina 16