Jaap en Jessie maakten grootse toekomstplannen kregen verkering, vermoedelijk in de eerste helft van 1947, en trouwden met elkaar in september 1947, toen Jessie inmiddels van Jaap in verwachting was. In maart 1948 werd een zoontj e geboren, Jaaps eerste kind. Jaap en Jessie maakten grootse toekomstplannen. Maar die ble ken in die tijd maar moeilijk te verwezenlijken. Nadat het met het hoveniersbedrijfvan hem en zijn vriend niets geworden was, moest Jaap ander werk zien te vinden. Om aan de slag te komen zag hij zich omstreeks begin 1948 gedwongen terug te gaan naar Schagen. Hij kon opnieuw in dienst komen bij bloemist Kuiper, die zijn kwekerij inmiddels naar Wieringerwerfhad verplaatst. In Schagen gingjaap inwonen bij zijn moeder aan de Loet (zijn vader was inmiddels, eind 1946, overleden). Een eigen woning kon hij niet bemachtigen, de woningnood was in die tijd erg hoog. Zijn vrouw bleef daarom met beide kinderen bij haar ouders in Friesland. Jaap had toen naast zijn eigen gezin ook nog een moeder om voor te zorgen en moest dus voor een belang rijk deel twee huishoudens ondersteunen. Dat was nauwelijks te doen van de 45 gulden per week die hij als tuinman in de kwekerij in Wieringerwerfverdiende. De toekomst verliep zo wel heel anders dan hij die aan zijn vrouw had voorgespiegeld. En zijn vrouw, die voor haar huwelijk aanzienlijk meer welstand gewend was geweest, was met de situatie ook ontevreden. Jaap had haar gouden bergen beloofd, het zou haar aan niets ontbreken. Maar hij kon die toezeggingen niet waarmaken. Daarbij kwam dat zij haar man maar eens in de een of twee maanden zag, meer tijd en geld om naar Friesland te reizen had hij niet. Omstreeks begin 1949 kreeg Jaap eindelijk een woning toe gewezen, de genoemde noodwoning aan de Raadhuisstraat in Wieringerwerf Maar hij kon die nog niet met zijn gezin betrekken, omdat hij simpelweg geen geld had om het huis in te richten. Zijn vrouw begon nu druk op hem uit te oefenen om te zorgen dat de woning zo spoedig mogelijk bewoonbaar werd. Op alle mogelijke manieren probeerde Jaap om aan geld te komen. Bij verschillende mensen in Schagen probeerde hij geld te lenen, maar tevergeefs. Daarna ging hij zelfs in zee met een geldschieter uit Rotterdam. Maar die bleek malafide, waardoor hij alleen maar verder in de schulden raakte. Uiteindelijk zag Jaap uit deze wanhopige situatie geen andere uitweg meer dan om zich op de een of andere manier geld toe te eigenen dat niet van hem was. "Dan ga ik het halen!", was zijn be sluit. Uit zijn tijd als verzetsman had hij een Remington-revolver overgehouden en enige praktijkervaring hoe overvallen om aan geld ofbonkaarten te komen, moesten worden uitgevoerd. Zo ontstond in een opwelling, van de ene dag op de andere, het plan voor de overval op het Schager postkantoor. Nadere toedracht De Schager Courant had er op de ochtend van de overval in zijn extra editie wat betreft de toedracht niet ver naast gezeten, maar veel was op dat moment nog onbekend. Dit kan nu worden verhelderd door Jaap Schoorl tijdens zijn actie te volgen. Jaap Schoorl had pas zeer kort voor de uitvoering van de roofoverval tot die daad besloten en hij had het postkantoor als doelwit uitgekozen omdat dit volgens hem het gemakkelijkst te overvallen was. Hij was die woensdagochtend van 16 februari 1949 tegen half zes vanaf zijn ouderlijk huis aan de Loet op zijn fiets naar het postkantoor aan de Laan gereden. Het was toen nog donker. Zodra hij zag dat de besteller en twee chauffeurs die zakken met de vroege post naar het station moesten brengen het postkantoor verlaten hadden, belde hij aan bij de achterdeur van het gebouw, die via een opslagruimte toegang tot het kantoor gaf De jonge kantoorbediende Bongenaar opende de deur en kwam tot zijn ontzetting oog in oog te staan met een gemaskerde en gewapende overvaller. Deze mompelde nog iets van "kalm maar" en drong de jongeman toen onder bedreiging van zijn revolver terug het kantoor in, terwijl hij zelf nog juist binnen de opslagruimte bleef staan en er het licht uitdraaide dat Bongenaar tevoren had aangedaan. Terwijl hij een meter of drie afstand tot de bediende hield wees Jaap Schoorl met zijn revolver op de openstaande brandkast en zei "geld, geld". Van de twee geldtrommels die in de brand kast stonden, pakte Bongenaar er één en zette die op de grond. Schoorl dwong hem daarom met zijn revolver verder het kantoor in, pakte de trommel op en verdween. De bediende bleef hevig geschokt achter. Pas toen realiseerde hij zich ook dat hij van de beide trommels juist degene had gegeven waar zon 10.000 gulden aan bankbiljetten in zaten, in plaats van de trommel met ongeveer 500 gulden aan wisselgeld. Nog meer ontdaan belde hij toen eerst de politie en vervolgens de waarne mend directeur van het postkantoor, die nog maar net in functie was en dus met zijn neus in de boter viel. Nog voor de bestellers terug waren van het station, waren de politie en de directeur al in het postkantoor aanwezig. Jaap Schoorl was inmiddels op zijn fiets, met de trommel achterop, snel teruggegaan naar zijn ouderlijk huis aan de Loet, waar hij de trommel onder een stapel hout verborg en zich haastte om de bus van 6.10 uur naar zijn werk in Wieringerwerf De knappe Tjitske 'Jessie' Akkerman. 19

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kakelepost - Schagen | 2011 | | pagina 19