Jaap Smit in zijn praatstoel. De oorlog In de jaren tussen het begin van zijn werk bij Blaauboer en Kos- sen en de datum van zijn huwelijk ligt de oorlog. Blaauboer heeft nooit werk verricht voor de Duitsers. In zijn bedrijfwerd nogal wat onderhoud aan tractoren verricht en dat ging in de oorlog gewoon door. Dat moest ten behoeve van de voedselvoorziening. En dat vonden de Duitsers ook. Er was in Arnhem een Bureau voor generatoren en tankgas en daarop deed Blaauboer een beroep als andere Duitsers van zins bleken het bedrijf te vorderen. Toen dat toch gebeurde, werd er gewerkt in de loodsen van Tuinman aan de Zuiderweg net over het spoor. Smit werd door Blaauboer naar Arnhem gestuurd. Op de dag dat hij daar kwam, bleek het Bureau gesloten, dus hij moest daar ook nog een nachtje overblijven. Maar het lukte hem om het bedrijf in de genoemde ruimte bij Tuinman door te laten werken. In het bedrijf aan de Laagzij waren al eerder Duitse paarden gestald. Op de zolders van een van die loodsen van Tuinman vonden de mannen van Blaauboer een stel doodkisten. Die kwamen later goed van pas als vluchtplaatsen voor mannen die zich moesten verbergen. In doodkisten keken de Duitsers niet. Mijn werk toen Smit deed gedurende de oorlog gewoon zijn werk als procura tiehouder, bedrijfsleider en rechterhand van Blaauboer, zoals uiteraard op zijn Ausweis stond en dat was natuurlijk een goede dekmantel. Hij was voor dat werk natuurlijk vaak onderweg. Daarbij kwam dat hij nog steeds in Breezand woonde en bleef wonen. Maar de route die je volgde van en naar je werk, die stond je vrij. Zo kon hij ook contact onderhouden met andere mensen in het verzet zonder dat het opviel. En als hij een paar dagen niet verscheen, dan zorgde Rien van Haren ervoor dat in de garage alles bleeflopen zoals het moest. De Duitsers deden op het eind van de oorlog wat ze wilden, maar het is gelukkig 'goed afgekomen'. Hij deed - het zijn zijn eigen woorden - het gewone verzets werk. Joodse onderduikers aan een onderkomen helpen, even als verzetsmensen die (even) moesten 'verdwijnen'. Meewerken aan de bevrijding van gevangenen en helpen bij wapendrop pings op Mandrill in de Wogmeer aan de zomerdijk achter Spanbroek. Overleg plegen, ook met b.v. verzetsman Piet Ott In 1944 was hij ingedeeld bij de stoottroepen, zoals de On dergrondse Strijdkrachten toen heetten. Hij was adjudant van commandant Polderman. Die was commandant in het gebied van de Zijpe, Anna Paulowna, Breezand en Den Helder. Het was een door de wol geverfde militair, afkomstig uit Aumers- foort, die later na de oorlog in diplomatieke dienst kwam en ambassadeur werd in Stockholm. Daar is hij overleden. Wapendroppings Bij die wapendroppings ondervonden ze veel hulp van de familie Schipper, die daar woonde. Van te voren werden ze natuurlijk ingeseind dat er een dropping zou plaatshebben. Een van die jongens, Piet Schipper, hij was 18 jaar, was altijd bereid, hoe laat in de nacht ook, om te helpen met paard en wagen. Het land daar was behoorlijk zompig en in de winter gewoon nat. Er waren j ongens die daar niet vandaan kwamen, en die zo een sloot in holden als ze de parachutes zagen neerkomen. De meesten wisten het wel en liepen goed. De containers werden op de wagen geladen en hij bracht ze dan naar naaste familie van hem die daar ook in een boerderij woonde. Die familie Schipper, dat waren geweldige mensen. Natuurlijk vermoedden de Duitsers wel dat er droppings plaatshadden en je kon die vliegtuigen ook horen als ze weer optrokken om weg 13

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kakelepost - Schagen | 2011 | | pagina 13