Hoe verdienden ze de kost Sinds de eerste vermelding in 986 toen Schagen bestond uit zeven boerderijen, is de plaats aanzienlijk gegroeid. In het jaar 1400 had Schagen omstreeks 1.200 inwoners. Meer dan de helft woonde in het centrum in de straten rond de kerk, dus aan de Loet, het Noord en de Hoge- en Lagezijde van de gracht. De anderen woonden in de buurtschappen Nes, Tolke, Dorpen, Hoep en in kleine gemeenschappen op een van de vele terpen zoals Avendorp, Hemkewerf, Hale en Cornelissenwerf. Agrariërs en vissers Het was een agrarische gemeenschap die volledig afhankelijk was van wat het land te bieden had. De boeren zorgden voor het vee, verbouwden landbouwgewassen en teelden fruit. In de binnenwateren en op de wadden aan de noord- en westzijde werden vissen en vogels gevangen. In 1407 kregen de Schagenaars het recht om vrij te vissen in de wateren in en rond Schagen, mits de gevangen vis eerst op de lokale vismarkt werd aangeboden. Er stond een prachtig vishuis (denk aan de visbanken in Alkmaar) op de Markt aan de noordwestzijde aan de smalle gracht die de sloot langs de Loet verbond met die langs het Noord. Dit was slechts een van de vele sloten en vaarten in en rond het centrum. Alle belangrijke plaatsen konden over het water bereikt worden in dit Venetië van het noorden, zoals Schagen wel eens genoemd werd. De ambachtslieden In het centrum woonden de ambachtslieden: de timmerman, de metselaar, de smid, de koppendraaier, de spinnewielma ker, de leerlooier, de messenmaker en de zadelmaker. Deze vakmensen bouwden de behuizingen voor mens en dier en maakten artikelen die de boeren, vissers en jagers in staat stelden hun werk te doen. Dan was er nog de middenstand waar men terecht kon voor levensmiddelen, kleding en de verzorging van de in- en uitwendige mens. Het geheel werd gecompleteerd met de bestuurders, de administrateurs en belastinggaarders en niet te vergeten een groot aantal geestelijken; tenslotte was iedereen in die tijd katholiek. De kleine dorpsgemeenschap kon zichzelf bedruipen, vooral toen het dorp in 1415 stadsrechten kreeg. De Schager on dernemers werden hiermee verlost van de bemoeizucht van steden als Hoorn en Alkmaar die het alleenrecht hadden op de productie en leverantie van allerlei goederen zoals meel, bier en kaarsen. De schippers Het land was vruchtbaar en de boeren produceerden meer dan nodig was om in de lokale behoeften te voorzien. Het overschot werd verkocht en door de Schager schippers die vanaf hun ligplaats aan de Loet en de Laansloot via de binnenwateren naar Alkmaar, Haarlem en Amsterdam, Rotterdam, en Dordrecht voeren. Andere Schager schippers lagen in Kolhorn, vanwaar Het kasteel van Schagen, zoals Cornells Bok dacht dat het eruit had gezien in de tweede helft van de 15e eeuw. zij over de Zuiderzee en de IJssel naar de Hanzestad Deventer voeren waar goede prijzen werden gemaakt. Als retourvracht brachten de schippers goederen mee terug die lokaal niet voor handen waren. De bouwactiviteiten De eerste helft van de 15de eeuw bracht voor Schagen een groot aantal veranderingen. Het begon met de bouw van het Begijnenklooster op de hoek van de huidige Laan en de Gedempte Gracht. De meeste huizen waren van hout, met lemen wanden en rieten daken, maar hier werd een stenen gebouw opgericht voor zusters van de derde orde van St. Franciscus. Dit was nog maar de eerste aanzet tot het grote aantal bouwacti viteiten dat in Schagen zou worden ondernomen. Willem van Beijeren, die in 1427 Heer van Schagen was gewor den, gaf opdracht om de versterkte hofstede of wachttoren, die op de plaats van het huidige slot stond, af te breken en te ver vangen door een woning die gezag uitstraalde en paste bij zijn stand. In het kasteel dat hij liet bouwen, zou geen kapel komen, in plaats daarvan werd het oude kerkje dat tegenover het slot op het plein stond vervangen. Deze bouwopdrachten zullen een belangrijke impuls hebben gegeven aan de Schager economie. Een kasteel en een kerk bouwen doe je niet zomaar. Dit werk zal het vakmanschap van de Schager bouwvakkers zonder goede begeleiding ver te boven zijn gegaan. Voor het afbreken van de bestaande opstallen en het ruwe grondwerk was vermoedelijk mankracht voldoende aanwezig. Tenslotte had men ervaring met de aanleg van dijken en het graven van sloten en vaarten. Een kasteel en een kerk bouw je niet zomaar. Dit waren grote projecten die andere kennis vereisten. Vermoedelijk is een Omstreeks 1440 werd het slot in gebruik genomen en tien jaar later de kerk. 24

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kakelepost - Schagen | 2011 | | pagina 24