het water zijn grootste dreiging toen de meren bijna allemaal
werden drooggemaakt en belangrijke opgeslibde kwelders
bedijkt. Het begin van deze indrukwekkende projecten was
de bedijking in 1597 van de Zijpe. Dat heeft heel wat voeten
in de aarde gehad, doordat de polder bij eerdere uitvoerin
gen tot tweemaal toe weer onder water was gelopen. Aan de
eerste poging, ongeveer in 1550, is de naam verbonden van
Jan van Scorel, die op een gegeven moment, toen alles mis
liep, de Brabander Andries Vierlingh te hulp riep, de knapste
wateringenieur van zijn dagen. De heren ontmoetten elkaar in
Schagen - waarschijnlijk in De Roode Leeuw - en bezochten
van daaruit te paard en met de boot het project. Overigens had
anderhalve eeuw eerder Heer Willem van Beijeren van Schagen
al toestemming gekregen om Burghorn in te polderen 1456)
en te beschermen met een dijk die tot de dag van vandaag
Nieuwe Dijk heet. Daarmee kwam tot eenieders tevredenheid
een einde aan de zeewerende functie van de Valkkoger en Oude
dijk. Een windwatermolen - de eerste grote watermolen in onze
omgeving - moest de nieuwe polder bemalen. Via een (nog
bestaand) sluisje werd het water afgevoerd op de Schagerkogge
richting Kolhorn. Enkele jaren nadat de Zijpe was drooggelegd,
volgde In 1610 de Wieringerwaard. Pas in de negentiende en
De succesrijke droogmaking van de
vruchtbaar gebleken Beemster in 1610
had een stuwende werking alom.
twintigste eeuw werden de Waard en Groet, Anna Paulowna
en Koegras bedijkt met als sluitstuk de Wieringermeer. Men
voelde zich echter al in de zeventiende eeuw zo veilig met al
die bedijkingen voor de deur, dat de besturen van genoemde
koggen en het Geestmerambacht een verdere bijdrage in het
onderhoud van de West-Friese Omringdijk dachten te kun
nen intrekken. Er is eeuw lang over geprocedeerd. Met geen
onverdeeld succes overigens. Maar wat misschien nog meer
tot de verbeelding van tijdgenoot en nageslacht sprak, was de
drooglegging in dezelfde tijd van praktisch alle Noord-Hol
landse meren en meertjes. Op het hoogtepunt van 'Hollands
Welvaren' tussen 1550 en 1650 werd in Noord-Holland maar
liefst 40.000 hectare nieuw land verkregen. De succesrijke
droogmaking van de vruchtbaar gebleken Beemster in 1610
had een stuwende werking alom. Maar teleurstellingen waren
er ook. Lang niet alle nieuwe polders bleken zo vruchtbaar. De
Heerhugowaard (drooggemaakt in 1631met in zijn nasleep
onder meer de Schagerwaard, bleek een schip van bijleg. De
bodem bestond grotendeels uit zand en was praktisch onbruik
baar als boerenland. Maar de speculanten bleven komen: land
was immers veel waard. De Hollandse vrachtvaart op zo goed
als alle toenmaals bekende landen bracht dit Lage Land aan de
Zee een ongekende welvaart. De bevolking groeide sterk en er
werd naar grond gezocht om al die mensen te kunnen voeden.
De grondprijzen stegen voortdurend en de techniek maakte
inpoldering op grote schaal mogelijk. Het was de glorietijd van
de Hollandse molen. In totaal telden de Schager- en Niedor-
perkoggen rond die tijd achttien vooral watermolens. De eerste
waren gebouwd in de omgeving van Niedorp, omdat het land
daar wat lager lag dan bij Schagen. Heel bekend waren (de nog
steeds bestaande) Groenveldmolen, de (inmiddels allemaal
verdwenen) molens aan de Snevert en de prachtige strijkmolens
bij Kolhorn en Lutjewinkel. Via sluizen werd al dat water bij eb
op zee geloosd.
Dijken als barrières voor de scheepvaart.
Zeedijken en polderdijken geven bescherming en moeten
daarom in (min) stand blijven. Daarvoor zorgden ook hier de
waterschappen: iedere polder had er wel een. Maar dijken kun
nen ook lastig zijn. Zeker voor de scheepvaart. Hoe kom je met
je schip van de ene naar de andere polder, ieder met zijn eigen
waterpeil, zonder de dijken door sluizen in gevaar te brengen?
Schutsluizen waren vaak te duur en bovendien vaak onbetrouw
baar. De oplossing werd gezocht in de bouw van overtooms.
Men vond ze in heel Noord-Holland. Wie bijvoorbeeld vanuit
Schagen naar Alkmaar wilde, kreeg bij de Witsmeerdijk aan De
Tolke te maken met zulk een overtoom, een stevige constructie,
met daarin eikenhouten balken van tegen de 30 cm dikte. De
Schager pastoor Jan Gheefhad in 1474 geld gestoken in de aan
leg van een paar stevige raderen waardoor redelijk zwaar bela-
thirghvtni
Kaartje uit Getekend Land
(het boek geschreven door
de auteur van dit artikel),
Schagerkogge 1350,
met daarop aangegeven
de terpen.