Over veranderingen gesproken
De (nog niet) Gedempte Gracht richting Markt (aquarel van Cornells Bok, 1819).
Schagen en het water. Het is een wisselende
geschiedenis van tegenslag en voorspoed, van
dreiging en winst, van haat en liefde. Situaties
die voortdurend veranderden. En zou het in de
toekomst veel anders worden?
Schagen (bijna) rondom in het water.
Toen in de elfde eeuw het zeegat van De ZIjpe ontstond, kregen
de Schagerkogge en het Geestmerambacht rechtstreeks te
maken met de Noordzee: een weinig benijdenswaardige positie
omdat het water vrij spel had. Met als enige 'bescherming'
twee Waddeneilanden op afstand: 't Oge Callantsoog) en
Huisduinen. Voor Schagen begon bij De Keins de zee: nog in
1510 spoelde daar een beeldje aan waarin de middeleeuwer de
maagd Maria meende te herkennen. Een kapel werd gebouwd
en er gebeurden heel wat 'wonderen'. Toch bleek achteraf dat er
ook voordelen aan deze situatie verbonden waren: de zee zette
geleidelijk dikke lagen klei af op het nog overal aanwezige veen.
Over dat veen handelt een ander artikel in dit jubileumnummer.
Daar is ook te lezen wat er met veen ging gebeuren in gebieden
waar de zee geen invloed had. Waar veen immers aan de op
pervlakte ligt, treedt in droge periodes oxidatie op (langzame
verbranding) en erosie, zodat het maaiveld steeds lager komt te
liggen. Afvloeiing van overtollig water was op een gegeven mo
ment niet meer mogelijk. Overal in Noord-Holland ontstonden
toen tientallen meren en meertjes in gebieden die voorheen
bewoond waren geweest. Dat gebeurde ook dicht bij Schagen.
Tussen Alkmaar en Schagen vormde zich de Heerhugowaard
met uitlopers naar het noorden, bekend als Bleekmeer, Schaaps-
kuil, Woudmeer, Slootgaard en vlak tegen Schagen aan de 470
bunder grote Witsmeer of Schagerwaard. Het kleiige Schagen
met omgeving was tegen 1300 als het ware een schiereiland
geworden met het zoute water in het noorden en westen en
met zompige landen en plassen in het zuiden. Juist vanwege die
vruchtbare klei was het echter de moeite waard dit land te be
schermen. Dat vonden ook de monniken van de abdij Egmond
die lange tijd in en om Schagen bezittingen hadden. Door de
aanleg van tientallen terpen en later dijken hielden de mensen
droge voeten. Maar in deze hoek van West-Friesland bleef men
geducht voor zware noordwesterstormen. Meer dan eens bega
ven de Oude- en Valkkogerdijken het; het zeewater schuurde
diepe wielen uit bij Valkkoog en Schagen en zocht zich een
weg over het zompige lage land tot in de Heerhugowaard. Waar
men zich niet van bewust was, was dat door dijkenbouw een
belangrijk voordeel van de ligging aan zee verloren ging: de zee
werd steeds meer buitengesloten en verdere opslibbing van het
land stokte.
Kwelders worden bedijkt, meren drooggemaakt.
De hier weergegeven situatie is duidelijk af te lezen aan de
Archeologische Kaart van Nederland, Blad Hollands Noor
derkwartier circa 1350 na Christus. De kaart geeft een goede
indruk van het middeleeuwse dijkenlandschap met ringdijken
als de West-Friese Omringdijk (gesloten rond 1250) en talloze
polderdijkjes. Maar ook dit beeld van Noord-Holland was aan
verandering onderhevig. Hielden de zee en de binnenmeren de
hele middeleeuwen door een blijvend gevaar in voor Schagen
en omgeving, vanaf het midden van de zestiende eeuw verloor