De tonnen gingen naar
de gemeentelijke
vuilnisbelt aan de Hale.
PWN
Het is 1919 als Gedeputeerde Staten voorstellen om een
provinciaal waterleidingbedrijf op te richten. De tot dan toe
opererende drinkwaterbedrijven zijn ofwel particuliere initia
tieven, die vooral de winstgevende gebieden exploiteren, ofwel
gemeentelijke bedrijven, die vooral het belang van de eigen in
woners dienen. Met de overname van de waterleidingbedrijven
Zaandam en Alkmaar ontstaat in 1920 het Provinciaal Water
leidingbedrijfvan Noord-Holland. Den Helder en Hoorn laten
zich inlijven. De anderen aarzelen. Met name kleine gemeenten,
zoals Barsingerhorn en Wieringerwaard, achten de kosten
voor de burger veel te hoog en menen te kunnen volstaan met
grotere waterbakken. Ook voelen zij niets voor de verplichte
aansluiting die het PWN verlangt van elk huisgezin in de
gemeentekernen. Dan wordt het september 1920 en treden
twaalf maanden van extreme droogte in. Oogsten verdorren
te velde. Koeien worden al in juni bijgevoerd, omdat er geen
gras meer op het weiland staat. In de dijken trekken scheuren.
Vissen sterven bij massa's door de verzilting van de sloten.
Regenbakken staan leeg.
Beter propagandist vóór waterleiding is zeker niet te vinden, dan de
droogte', merkt de Schager Courant (droogjes) op. Drink
water moet worden aangevoerd met schuiten en treinen. Ook
naar Schagen, dat zich meteen aanmeldt als afnemer van het
PWN. De toeloop van dorstende gemeenten is dan zo groot en
er moeten in West-Friesland dusdanig veel buizen gelegd, dat de
Schagenaars pas in 1923 kunnen proeven van leidingwater uit
de kraan.
De laatste tonnenwagen
De privaten boven sloot verhuizen nu zoetjesaan naar poepdo
zen in of tegen de woning, het tonnenstelsel wint terrein. Wie
de jaren vijftig heeft meegemaakt, herinnert zich de laatste ton
nenwagen nog. Een als huifkar opgetuigde vrachtauto, waarmee
de ambtenaren der openbare werken huis aan huis de burger
van zijn volle ton verlosten. De lege namen zij mee het huis in.
De volle tilden zij uit de poepdoos en op de schouder, droegen
hem naar buiten tot voor de woning, waar een op de wagen
gezeten collega hem bij de andere tonnen onder de huif zette.
Deze collega heette Klaas Bruin; nomen est omen. Hij werd in
de volksmond Kaas Poeptaai genoemd. De tonnen gingen naar
de gemeentelijke vuilnisbelt aan de Hale, waar zij werden gele
digd. Stoute jongetjes werden door hun ouders gemaand hun
leven te beteren, anders moesten ze voor straf met Kaas Poep
taai 'drollen sorteren op de belt'. Er was een nieuwe generatie
toiletten voor nodig om het tonnenstelsel overbodig te maken.
Toen tegen 1960 alle woningen in Schagen waren voorzien van
het watercloset met spoelbak, de wc, kon de tonnenwagen naar
het museum.
De gevaarlijke stinksloot
aan het (Avendorper) Laantje.
Bronnen:
Heerlijk Schagen
Schager Courant
Peter Groenveld-