Eindelijk hadden de katholieken
volgens die grondwet ook weer gelijke
rechten als de hervormden gekregen.
CHAGEN.
De stad Schagen begon steeds meer een centrumfunctie te
vervullen. In 1865 was een spoorwegverbinding tussen Den
Helder en Alkmaar geopend via Schagen. In 1903 werd het
tramwegnet Schagen-Wognum nog uitgebreid met een verbin
ding naar Van Ewijcksluis en Alkmaar. Na verwezenlijking van
deze projecten trokken de jaarlijks terugkerende evenementen
als harddraverij, de kermis en de paasveetentoonstelling, georga
niseerd door de Hollandse Maatschappij van Landbouw, steeds
meer mensen naar Schagen. Muziek- en toneeluitvoeringen en
het in 1913 geopende bioscooptheater en de vele danszalen
hadden Schagen ook tot het uitgaanscentrum van de streek
gemaakt. Door meer onderlinge contacten kon de uitwisseling
van gedachten groeien, ook tussen de mensen van de beide
religies.
Het grootste deel van de bevolking van Schagen behoorde nog
steeds tot de Nederlands Hervormde Kerk met een redelijk
vrijzinnige stroming. De Doleantie ofkerkscheuring (landelijk
10%) onder leiding van dominee Abraham Kuijper te Amster
dam was geheel aan de kerk op de Markt voorbijgegaan. Vrijzin
nig stond in de negentiende eeuw voor modern. Deze vrijzinnig
protestanten richtten zelf geen verenigingen op, speciaal gericht
op hun geloofsgenoten. Zij konden goed leven met algemene
en katholieke verenigingen. Zij waren toch altijd nog in de meer
derheid, al was het Nederlands-hervormde deel van de bevol
king van 54% in 1849 gedaald naar 46% in 1929. Het katholieke
volksdeel was in genoemde periode met slechts 1 gedaald tot
27%. De daling bij de hervormden wordt grotendeels toege
schreven aan ontkerkelijking. Toch was er in Schagen een kleine
rechtzinnige stroming onder de hervormden ontstaan onder de
naam Bethel, o.a. om de ontkerkelijking te stoppen.
Zij wilden in 1892 godsdienstoefeningen houden in de kerk
op de Markt, om de gelovigen bijeen te houden. De kerken
raad had hun verzoek tot het houden van evangelisatie in hun
kerk echter afgewezen. Bethel gaf de evangelisatie niet op en ze
zochten hun toevlucht tot een onderkomen aan de Hoep. Daar
werd voor kinderen van vijf tot veertien jaar in 1902 zelfs een
zondagsschooltje opgericht met een kleine bibliotheek en een
zangkoortje. In 1907 en 1908 kwamen daar nog eens een kna-
penvereniging en een christelijke jongemannenvereniging bij.
Ook van die kant begonnen de contouren van een zuiltje zich
meer af te tekenen. De kerkenraad nam de oprichting echter
voor kennisgeving aan, maar wees alle betrokkenheid en het
gebruik van hun kerkgebouw resoluut van de hand.
Een eerste aanzet tot verzuiling van de katholieke gemeenschap
vond al plaats in 1852, toen het parochiaal kerkbestuur toe
stemming vroeg en kreeg om een eigen begraafplaats te mogen
aanleggen. Maar toen de dodenakker was ingericht en daar een
maal werd begraven, kwam er al spoedig een klacht binnen bij de
burgemeester van Schagen van niet-katholieke Schagenaars, die
argwanend het roomse gebeuren in de gaten bleven houden.
De klacht had betrekking op de pastoor, die bij uitvaartdien
sten door de hoofddeur van de kerk (nabij de Molenstraat) in
kerkelijk gewaad naar buiten kwam en vandaar zichtbaar vanaf
de straat samen met de koorknapen de lijkstatie naar het graf
begeleidde. Ook vanaf de Laan was de plechtigheid op het
kerkhof zichtbaar en het in vol ornaat betreden van de open
bare weg door priesters was verboden. Dat andersdenkenden
zich hierover beklaagden is tekenend voor die tijd en de klacht
werd hoog opgenomen. De burgemeester richtte zich in een
schrijven zelfs tot de commissaris van de Koning, met de vraag
hoe in dezen te handelen in verband met het processieverbod
van de wet van 10 september 1853. Hoewel de wet begint met
het standpunt van volkomen vrije geloofsbelijdenis van alle
kerkgenootschappen, bepaalde artikel 6 van die wet dat het
aan de bedienaren van de roomse godsdienst verboden was
om buiten de kerk misgewaden te dragen, en daar speelden de
Tolerantie van de vrijzinnige protestanten
Timmerman/aannemer C.N. Vlaming, bestuurslid van
de R.K. kiesvereniging werd in 1893 gekozen tot lid van
de gemeenteraad. Zijn zoon C.R. Vlaming kreeg het aan
de stok met de deken vanwege zijn 'zeden bedervende'
bioscoopvoorstellingen.
Ergernis aan begrafenisritueel
16