Wie van St. Maarten naar Schagen fietst over de
Westfriese Zeedijk, of liever de Nieuwe West-
friese Zeedijk, ziet op een willekeurige plaats langs
die dijk een paar honderd meter voorbij de Burghor-
nerweg aan de linkerkant een grijze grenspaal staan,
althans daarop lijkt het. Op die paal staat aan de kant
van St. Maarten Geestmerambacht, op de kant naar
Schagen gericht staat Schager- en Niedorperkogge.
Zie de foto's.
De paal staat wat onopvallend vlak bij een hek dat schapen
binnen hun dijkwei moet houden, en hij is hier en daarvan een
pluk mos voorzien. Hij maakt de indruk oud te zijn. Het lijkt
er niet op dat het gaat om een banpaal tussen Harenkarspel (of
voorheen St. Maarten) en Schagen. Dan zou er trouwens ook
geen melding gemaakt worden van de Niedorper Kogge.
Het toeval bracht me op het spoor van de werkelijkheid waarvan
de paal het symbool of het teken is. Ik las het boek "Het dijks- en
molenbestuur in Hollands Noorderkwartier" geschreven door
Mr. G. de Vries Azn en verschenen in 1876 in Amsterdam, op
zoek naar gegevens over de Schagerkogge. Daar kwam ik op de
bladzijden 204 - 206) de onderstaande passage tegen.
Eerst nog iets over de dijken. Die waren in het begin niet zo
sterk dat ze elke storm konden weerstaan. Gevolg was dat de be
woners zich genoodzaakt zagen om om de zoveel tijd een dijk
op te geven en op een plek iets verder landinwaarts een nieuwe
te bouwen, of een nieuw stuk te laten aansluiten op de bestaan
de dijk. Zon dijk heet een inlaagdijk, bij De Vries in de eerste
zin 'het terugtrekken van den dijk'. In het geval van de bedijking
van de Burghornerpolder gaat het om precies het omgekeerde,
je zou kunnen spreken van een uitlegdijk. De Vries heeft het
over een 'buitenwaarts aangelegden dijk'. Hopelijk verheldert
deze opmerking de eerste, mogelijk wat duistere zinnen van het
verhaal van De Vries. De spelling van De Vries is aangepast, zijn
taal ook enigszins. Hier en daar is ter wille van de leesbaarheid
een zin in tweeën geknipt of iets anders gebouwd ofverwoord
in vergelijking met het origineel. Daar gaan we:
'Watgeschiedde bij het terugtrekken van de dijk, behoorde evenzeer
plaats te hebben, wanneer hij buitenwaarts werd vooruitgebracht.
De nieuwe dijk trad in de plaats van de oude. De schuldplichtigheid
(de verplichting tot onderhoud en betaling) werd van de ene op de
andere dijk overgebracht. Bij het verlaten van een doorgebroken dijk
moesten degene, die daarin gehoefslaagd waren (voor het onderhoud
moesten zorgen), hun hoefslagen (door hen te onderhouden stuk dijk)
op de inlagen krijgen. Precies zo moesten zij, die de oude zeewering
onderhielden, hun hoefslagen aanvaarden op de nieuwe buitenwaarts
aangelegde dijk, die de vroegere waker tot slaper had gemaakt.
Dit is voor het eerst van toepassing geweest bij de bedijking van
het land van Burghorn, een slik of aanwas in de inham tussen de
Schagerdam en de Schagerzeedijk gelegen. De giftbrief van 1456,
waarbij Philips van Bourgondië deze inham aan zijn bastaardbroeder
Willem, Heer van Schagen, heeft uitgegeven om te bedijken, hield in dat
dijkgraaf en heemraden van Geestmerambacht met de waarschappen
(degenen die uitgekozen waren om de dijk te schouwen) van Schagen
de nieuwe dijk zouden schouwen en beheeren (bepalen wie 'heer' over
iets is, wie voor iets moet zorgen, wie iets beheert). Dat hadden ze ook
bij de oude gedaan. In 1461 is de nieuwe dijk voltooid en de oude
slaper geworden. Kort na die tijd hebben de mannen van Schagen,
die het werk hadden verricht, en zeker gedurende de eerste tijd voor
het onderhoud van de nog verse zeewering hadden gezorgd, op een
verstoeling (verdeling van de dijk in te onderhouden stukken) van de
dijk aangedrongen. Tevergeefs probeerden de dijkplichtigen van dat
gedeelte van den oude zeedijk, dat vroeger als Schagerdam bekend
stond (de Valkkogerdijk), zich aan de aanvaarding van enig deel van
de nieuwe dijk te onttrekken. Ze wilden die ten laste laten komen van
de nieuwgevormde polder Burghorn. Het Hof heeft overeenkomstig
de giftbrief geoordeeld, dat Burghorn geen buitenpolder was, maar een
deel van West-Friesland. De nieuwe buitendijk was volgens het Hof een
deel van de West-Friesche zeedijk, en verving de zeedijk, waar tegenaan
de inham was bedijkt. Bij uitspraak van 28 juni 1469 heeft het Hof
dijkgraaf en heemraden van Geestmerambacht met de waarschap
pen van Schagen (degenen die namens Schagen bevoegd waren te
schouwen) bevolen de nieuwe zeedijk direct te keuren en te schouwen.
En ze moesten daarin meteen de kavels en de hoefslagen aanwijzen
waarvoor zoowel de 'gedijkstaafden' van de oude als die van de nieuwe
dijk verantwoordelijk waren, elk in evenredigheid van de grootte van
hun landbezit.
Een scheidingspaal
De zuidkant van de paal
i. igh