'...beval schout Heukesloot aan
de scherprechter hem onmiddellijk
de keel door te snijden
Pater Tiras belaagd
werden tot de onderste steen afgebroken. De katholieken waren
tot tweederangs burgers gedegradeerd. Zij, die de oude religie
trouw wilden blijven, werden sindsdien genoodzaakt de mis bij
te wonen in schuilkerken. Een voorbeeld, hoe lang en hoe diep
een dergelijke vernedering en verwijdering in een volksdeel kan
blijven voortleven, is nu nog te zien in Noord-Ierland. Ook hier
werd de katholieken alle zeggenschap ontnomen, wat culmi
neerde in een bloedige strijd tussen de beide geloofsgroepen.
Zo ver zou het in Schagen niet komen. Al waren de katholieken
hun kerk kwijtgeraakt aan de hervorming, ze trokken zich terug
in een of meer schuilkerken. Zolang ze maar niet te veel naar
buiten traden, liet men hen begaan. Hoewel bekend is dat er
zich in 1638 enige ernstige schermutselingen hadden voorge
daan tussen ene pater Tiras en een aantal hervormden op 't
Noord, bleefhet buiten een incident in 1649 te Zijdewind toch
tamelijk rustig tussen beide geloofgroepen, zolang ze zich maar
niet te opvallend gedroegen. Toen de gemoederen rond het
verbod wat bekoeld waren, was erin 1709 al min ofmeereen
kerkje in gebruik genomen aan de Hogezijde, dat niet alleen aan
alle inwoners, maar ook aan de magistraten wel bekend moet
zijn geweest. Door toe te laten dat pastoor Siby daar 'n jaar
of twintig later zelfs naast kon gaan wonen, moet er toch een
redelijke tolerantie hebben bestaan tussen beide geloofsgroe
pen, zeker in de kleine doorzichtige agrarische gemeenschap
met z 'n grote sociale controle. Mogelijk dat de katholieke Heer
van Schagen daar debet aan is geweest. Heer Johan had aan
het einde van de oorlogshandelingen zelfs de zijde van Oranje
gekozen. De Heer van Schagen had zelfs een stem bij het
benoemen van een nieuwe dominee. De sociale zorg die voor
heen ook een taak van de rooms-katholieke vroedschap en de
rooms-katholieke kerk was geweest, was na de hervorming ook
meer en meer in handen van de hervormden gekomen. In 1651
had de vroedschap eveneens een eerste aanzet gegeven tot het
"school houden". Nadat de hervormde kerkenraad daarover een
positief advies had uitgebracht, werd dat door de vroedschap
overgenomen en kon er les worden gegeven. Zowel katholieke
als hervormde jongens en meisjes zaten voortaan naast elkaar in
de bankjes. De onderwijzer, tevens organist en voorzanger in de
hervormde kerk, gaf daar alleen les. Dit duurde voort tot 1768.
Naast deze gemeentelijke onderwijsinstelling, heeft Schagen
ook nog een particulier schooltje gekend van A. de Rooij. Voor
jonge kinderen bestond een "klein kinderschool" van mejuf
frouw Antje Zipp, waarvoor in 1866 een bewaarschool in de
plaats kwam. Van specifiek rooms onderwijs was absoluut geen
sprake, zodat het uitdragen van de hervormde leer dus gewaar
borgd bleef Katholieke kinderen, voornamelijk jongens, zullen
dus lezen, schrijven en rekenen hebben geleerd op de gemeen
telijke school. Nog lang moeten de twee geloofsgroepen redelijk
verdraagzaam met elkaar zijn omgegaan. In de notulenboeken
van de katholieke kerk zijn nauwelijks of geen aanwijzingen te
vinden die op enige spanning wijzen. In 1605 had de pastoor
met een aantal omliggende dorpen zelfs de statie Schagen al
kunnen vormen. Vanaf 1729 werd er een katholiek doopboek
en vanaf 1733 een katholiek trouwboek bijgehouden.
Verteld door pastoor Chr. Philippona in Bijzon
derheden uit de geschiedenis der parochie van
den H. Christophorus te Schagen Haarlem 1885.
Zekere nacht van 1638, misschien een paar
jaar vroeger of later, preekte pater Tiras, een
der pastoors van Hoorn, in een schuur op het
Lage Noord. Die preek had de man bijna het
ieven gekost. Hij sprak over de waarheid van
het katholieke geloof en behandelde zijn stof zo
overtuigend, dat van een aantal protestanten,
die ook in zijn preek waren, erg boos werden; zij
besloten hem gevangen te nemen, en mogelijk
als hij niets terugnam, hem te doden. Werkelijk,
toen de pater de volgende dag in een ijsslee
naar Hoorn zou terugkeren, werd hij op een half
uur afstands van ons dorp door zes of zeven
gewapende mannen aangevallen. Het gevaar
ziende, springt pater Tiras zijn slede uit, knielt
op sneeuw en ijs neer, en terwijl hij ieder ogen
blik de slag van het zwaard of een stoot van de
lans verwacht, beveelt hij zich met uitgestrekte
armen zijn God aan en dit met zoveel ijver en
devotie, dat een der genen, die het verwoedst
op hem was losgetrokken, later dikwijls zei de
man nog wel eens te willen zien en spreken, die
zich in zulke gevaren zo christelijk had gedra
gen. Door de vier of vijf katholieken, die hem
vergezelden, verdedigd, bleef de pater gelukkig
ongedeerd en kon hij met Gods hulp spoedig
zijn tocht weer voortzetten.
Binnen Hoorn teruggekeerd, liet hij daar door de
zijnen een Te Deum zingen en terwijl hij in het
vervolg die dag ieder jaar feestelijk herdacht,
was hij gewoon dikwijls te verzekeren zich nu
minder te verwonderen over de blijmoedigheid,
waarmee de martelaren ter dood gingen, want
dat hij zelf toen een ongekende zoetheid had
gesmaakt en een verwonderlijke bereidvaardig
heid om voor Christus te lijden.
J.N. de Wit