m:rï
ze mochten spelen in de tuin, opschuildertje, takkies de man
enz. en dat we tot slot vader en moeder speelden? Ik was vader
en een der nichtjes moeder. Jij en Guurtje kinderen en nog een
paar meer, wie weet ik niet meer. Op een gegeven ogenblik zou
ik op reis gaan en moeder (het nichtje) zou op de kinderen
passen. Voordat ik ging, zei ik de kinderen goedendag en gaf
moeder (het nichtje) een afscheidszoen en dat had de pastoor
vanuit het achterraam gezien!
Ziezo, nu zijn we bij de boet, even in kijken. Daar staat de was-
schommel van Ant. Wat heb ik aan dat ding wel 't land gehad.
Als ik van moeder Ant moest helpen schommelen. Willen we
even schommelen? Achter in het boetje zie je kisten en pakzak-
ken. Even naar boven de ladder op. Balen kapok en veren, wat
heb ik daar een bedden gestopt. Zal ik even gauw een peul of
kussen stoppen en jou even inwrijven met kapok, maar niet
hè? Even over het schut bij Kareis kijken. Dat is Peet Geert haar
huisje, Lena en Han en Marie roepen? Nee maar, we gaan liever
maar eens in huis kijken. Zou Ant in de keuken zijn? Wel nee,
Cien, we zijn immers herinneringen aan het ophalen? Al die
mensen, vader en moeder en Antjejans en Guurtje en Dora
zijn er immers niet meer. Ze zijn ons voorgegaan in de hemel.
We vinden er niet een meer, enkele zul je nog zien misschien
van onze eigen leeftijd. Zo leeft Lena Caarls nog en Eva Ranke,
wij lopen op ons laatste dagen, we leven geen jaren meer. Emma
van oom Dirk en Jans leven ook nog. Dirk van oom Jaap en
André en Joh, Marie en meer neven en nichten. Dus reken daar
maar niet op. We zijn immers niet gekomen om kennissen te
zien, in onze verbeelding zijn we naar Schagen gekomen. We
dromen zogenaamd, wij zijn dus in onze keuken. Zeg Cien, zie
je daar de zwarte vuurpot in de schoorsteen, de grote tafel met
aan alle kanten stoelen, bij het raam de grote bruine rechtbank,
even kijken of er nog wat bekends in staat. Ja, de grote brood
trommel staat er nog, lepel- en vorkenbak ook. Alles staat op
z'n plaats. Kijk, het bruingeschilderde kastje van Antje ook.
Daar boven de deur hangt nog dat schilderij van Adam en
Eva, en de turfbak is er ook nog en de bedstee van Ant, waarin
Dirk is gestorven, is er ook nog. Als hij leeg was, moesten wij
de bak vullen van boven af hè, door het turfgat. Wat had Ant
het land als we te hard gooiden. We gaan verder. Stil, we zijn in
een heiligdom, ons ouderhuis. Stil langs de trapdeur, even in
Kijkik zie een engel met een
tros druiven in de hand
de kelder kijken, vol aardappelen, winterprovisie. Wat zorgde
moeder toch goed! Verder door de deur in onze huiskamer.
Geef goed je ogen de kost. Moeder zit voor de tafel aan de kant
van de steeg, vader aan de kant van de gang. Moeder hoest net
als altijd, je houdt je hart vast en je bent bang dat ze er in blijft.
Moeder stopt kousen, vader zit te schrijven en rookt zijn pijp.
Stil, en loop op je tenen. Kijk, boven de deur hangt het slot van
Ammerzoden, het Clarissenklooster van tante Cien, dat heeft
neef jan nog getekend.
De ramen van de steeg staan open vanwege de warmte. De
smalle spiegel achter de kachel, weet je wel, is nog ingebouwd.
Vaders kastje in de hoek staat open, het bovenkastje ook. Daar
staat de trommel nog in. Twee ronde schilderijen, een van
het H. Hart I.H.S. met het opschrift 'H. Hart van Jezus zegent
ons huisgezin' en een van het H. Hart van Maria waarop staat
De Lagezijde van de Gedempte Gracht. Wie weet staan hier de kinderen Brügemann bij.
19