van Kos, of woont er een ander in? En daarnaast de weduwe
Bute en Anna Beijers die door Klaas Boes vermoord zijn; wat
was Schagen slecht! Verderop de drankslijterij van De VriesJ.
Schene, Gebr. Schene, Hazeu, Peet Lijp, Jan en David Kennis de
Brabantse schoenhandelaars, de boerderij van Asjes, daarnaast
de slag naar het land en weer een ijzerhandel, die van Rogge
veen. Dan hebben we hier Jan Mul de goudzaak, Van der Wal
de apotheek, de meubelmaker Visser, de oude Micklinghof
die altijd nog op de bank zit met zijn lange Duitse pijp, onze
overbuurman Bleeker waarvan moeder de kinderen allemaal
ten doop heeft gehouden en daarnaast Salomon en Betje de
sigarenleverancier van vader en van moeder de jodenkoeken-
bakster, beide even lekker! We zullen aan Antje vragen of ze er
een heeft of zullen we het Betje vragen? Heb je trek? Nee? Dan
gaan we nu naar ons ouderlijk tehuis, in onze herinnering, naar
moeder en vader, naar Jans, Guurtje, Dora, Dirk en Antje Bruin.
We gaan samen, eerst de steeg maar door, zachtjes men moet
ons niet zien. Zeg hier hangen achter de poort de schraagjes
met de uitstalplank voor donderdag, weet je het nog? We gaan
verder, zachtjes het raam der huiskamer voorbij, dan het raam
van het achterkamertje en voorbij de poort van Beekman.
Daatje en Marie zijn op hun post en zien toe dat er geen rode
sterappeltjes meegenomen worden. We gaan verder en komen
op ons achtererf, onze speelplaats. Kijk zeg, de regenbak en
onze heldere put, het bleekveld met de dikke groene heining,
twee pruimenbomen. Wat een kanjers en sappig! Moeder
en vader houden er zo van, heb je trek, lekker hè, nog een paar,
ja, maar je steelt. Gus Cien, dat heb ik zoveel gedaan, weet je
wel dat ze dan het lekkerst smaken. Als we nu even op de wip
gaan wippen, jij aan de ene en ik op de andere kant. We zijn
even zwaar. Ikheb het altijd toe moeten geven, ik alleen en jij
en Guurtje met z'n beiden. Wippeltje wap, zat op de trap, lollig
hè, en nu nog op de schommel: jij eerst, ikgeefje op. O Joseph,
niet zo hoog, toe hou op. Nu ik, ik geef op, hoog hoor, geef maar
goede duwtjes. Ziezo. Moeten we nu even het puinpadje doen?
Pas dan op voor het puin en het glas. Ziezo, Voorthuizen de
smid is er niet en als die kwaaie heks van IJzak Hoogedijk er nu
ook maar niet is, want dat wijf heeft er zo het land aan en begint
dan te schelden. Roomse papen en veel meer. Wat waren wij
dan bang en we maakten er een biechtpunt van als zij vloekte.
We gaan tot aan de sloot toe. Zeg zal ik nog eens op de muur
klimmen en zo over de sloot springen. Nee maar, zeg, verbeeld
je dat ik er in sprong. Nu terug, Zeg weet je waarom dat glas
op de muur is gezet? nee? Nou, Jaap van oom Jan was over de
muur geklommen, de stommerd viel er af en hij brak z'n arm
en we waren met z'n vieren in de tuin om de peren van pastoor
te jatten. Jaap maakte zo'n kabaal dat pastoor Philippona en
de meiden in de tuin kwamen. Jaap hebben wij in de pastorie
gedragen, daar is hij verbonden en wij kregen van de pastoor
Keulse potten met meibotereen pot
met slabonen en een met snijbonen
net zoveel appels als we maar hebben wilden, als we dan maar
niet meer in de tuin kwamen. Dat moesten we beloven en dat
deden we ook. Maar we kregen ook de kans niet meer, want de
volgende dag was Gielens er met cement en glas en bezaaide
de muur met puntglas. Zeg Cien, weet je nog dat pastoor
Philippona eens nichtjes uit Amsterdam over had en wij met
MBBfl
De Gedempte Gracht gezien vanaf de Markt
18