nfer
Nog héél even
liaverwei
op de
Nog héél even Leonard Roggeveen! Wat leuk
om nog eens naar hem te verwijzen, in De
Kakelepost van oktober 2009! Misschien is enige
aanvulling van mijn kant vervolgens óók leuk! Ik
heb hem tenslotte persoonlijk gekend.
Overigens eveneens zijn broer, Meijert Jan, vele jaren lang leraar
boekhouden, handelsrekenen en recht aan de Rijks HBS te Alk
maar, en al evenmin zo maar iemand. Mijn kennismaking met
Leonard Roggeveen kwam door het kinderblad Kris-Kras, het
mooiste kinderblad aller tijden in Nederland. In de aanloopfase
was Leonard Roggeveen aangezocht om adviseur te worden.
Evenals nóg zo'n kenner en hoogwaardig pleitbezorger van de
vaderlandse jeugdliteratuur, D.L. Daalder, leraar Nederlands aan
diezelfde reeds gememoreerde Alkmaarse HBS. Ze waren zeer
bevriend, Daalder en Roggeveen. Ze werden beiden al gauw
redacteur van het genoemde Kris-Kras. Nu wilde het geval dat
ik als broek en nog maar nauwelijks met schrijven begonnen
medewerker van dit Kris-Kras was. Evenals overigens mijn
toenmalige echtgenote, de getalenteerde Annet van Battum, ze
is helaas overleden. Welnu, op een middag, ergens eind jaren' 50
organiseert Kris Kras een bijeenkomst van redactie, medewer
kers en uitgenodigde pedagogen en auteurs. We zijn natuurlijk
aanwezig, Annet en ik. En ineens zie ik ze daar staan, de twee
fenomenen, als het over jeugdliteratuur ging, toen, Roggeveen
en Daalder. Ik spoed me in hun richting, want Daalder was mijn
meest geliefde leraar op die Alkmaarse HBS geweest! Ook An
net schiet op ze toe. Want Roggeveen was haar meest favoriete
onderwijsman geweest, op haar Haagse lagere school, bleek mij
op dat moment. We schudden handen. Ik richt me tot Rogge
veen met die overmoed die mij jaren parten heeft gespeeld. Ik
meld de grote man dat er gelijkenis valt te constateren tussen
hèm en mij. Hij is niet ontstemd, hij is uitsluitend geïnteres
seerd. Want wat betreft dan precies gezegd die gelijkenis? Mijn
antwoord kan kort zijn: 'Wij hebben beiden onze jeugdjaren in
Schagen beleefd.'
We raken in gesprek. Ik kan mijn jeugdig enthousiasme kenbaar
maken voor Bram Vingerling, voor Draadloze ogen, voor, eerder,
die unieke reeks Daantje-boeken, het waren uiteindelijk tien
delen, dacht ik, vanaf 1930, ze waren bovendien nog eens door
de schrijver zelf geïllustreerd. Ik kom op Schagen. Ik wil weten
of zo'n boeiend, heel mooi stadje van belang is geweest voor een
jeugdboekenschrijver, en speelden jeugdherinneringen wellicht
mee in zo' n boek als De jongens van de Klaverwei, 1940. Nóg
weet ik het, die ogen lichten op, ik krijg mijn antwoord en ik ver
gat het nooit meer. Roggeveen: 'Het is woensdagmiddag. Ik sta
voor de slagerij van vader. Ik kijk naar de overkant. Daar is mijn
school, maar het is woensdagmiddag en ik hoef er niet heen.
Ik kijk maar de lucht. Hij is lichtblauw en de zon heb ik nog
nooit zo groot gezien. Ik wil op avontuur. Ik loop de hele Loet
af ga rechtdoor, de weg versmalt zich, hij buigt naar links, ik zie
boerderijen, ik zie hier en daar een huis, en dan ineens zie ik die
weide. De zon strijkt over het gras en de witte klaverbloemetjes.
Er spelen drie kinderen met een klein jong geitje. Alles is vrolijk,
het geitje nog het meest, ik ben het nooit vergeten. En dan ga je
later schrijven. En je gaat nog veel verder op avontuur. En dan
ineens ben je weer dichter bij huis en bij de emoties van alle
dag, en er duikt een herinnering op. Ik kan hem gebruiken. En
vervolgens ga ik er natuurlijk mee aan de haal. Maar er telde wat
mee, van heel vroeger, in het boek De jongens van de Klaverwei.'
(Het boek verscheen in 1940. Ik herinner mij, dat het weken
lang helemaal vooraan in de etalage van Boekhandel Raven
aan de Hoogzijde lag. 'Zou dè heer Raven geweten hebben, dat
Schagen er een heel klein beetje in meespeelde? Of misschien
zijn oudste zoon Niek, ofwellicht diens jongere broer Jan?)
Intussen, als dat geen mooi verhaal isMaar ja, hij was ook een
uitzonderlijk auteur, Roggeveen, voor de jeugd, uitsluitend voor
de jeugd. Zijn vriend D.L. Daalder schreef over hem, in diens
historisch-critisch overzicht van de Nederlandse kinderlitera
tuur met de titel Wormcruyt met suycker, 1950. Bijvoorbeeld
zó: 'Dit is superieur werk. Het moet geen geringe opgave
zijn, in zo weinig woorden, met een zo beperkt vocabulair, bij
jonge kinderen zoveel spanning te wekken, dat zij tot het vrolijke
einde worden gecharmeerd, gegrepen door de originaliteit van
de toch zo kinderlijke intrige, geprikkeld tot de vreugde, die het
leven goed maakt. Alleen een kunstenaar is in staat, werk van
een dergelijke volmaaktheid te scheppen.'
(PS, Oja, ik heb De jongens van de Klaverwei, 1940, en diens vervolg,
Winter op de Klaverwei, 1946, nooit gelezen. Maar daar gaat veran-
rin komen.)
9 In de Klaverwei-serie die
uit drie delen bestond
speelde de Schager
jeugd een hoofdrol.
Leonard
Roaaeveen
18
Marinus Schroevers