Lagedijkerweg en Keinsmerweg. Dat is ongeveer het tracé van
de Westerweg nu tot aan de rotonde richting Schagerbrug en
Kolhorn. Daar loopt hetzelfde wegje nog steeds rechtuit naar
de dijk en naar de Lutjebrug over de dijksloot en vervolgens het
trapje de dijk op (nu een klein, steil kluftje) en als je bovenop
de dijk staat, sta je recht tegenover Groot Keins dat rechts in de
verte voor je ligt. De Trapweg, toen het Keinsmerwegje en de
Trapbrug, toen de Lutjebrug, danken hun naam aan het trap
petje dat langs de dijk omhoog liep.
De naam Keins
Sommigen hebben gedacht aan het woord 'kien', een ander
woord voor een dennensoort, de pijnboom. Ze verkeerden in
de veronderstelling dat hier ooit pijnbomen hebben gestaan.
Die theorie is inmiddels al weer geruime tijd verworpen.
Een andere veronderstelling, die veel waarschijnlijker lijkt, is
dat het woord is ontstaan uit het woord 'keen'. Een 'keen' is een
barst of een geul. En geulen waren er hier genoeg in vroeger
tijden. De veronderstelling is dat er ooit een (veen)rivier ruim
ten noorden van Schagen heeft gelopen van oost naar west,
uitmondend in zee. Die zee lag kilometers meer naar het westen
dan nu. Deze rivier is bekend als de 'Kinloson' en in dat woord
zie je het woord Keins en het woord keen.
Op Terschelling ligt het buurtschapje Kinnum, en ook daarvan
is de veronderstelling dat het eerste deel stamt van hetzelfde
woord voor geul.
Tot nu toe is er geen betere verklaring van het woord Keins.
Een Mariabeeld
Tijdens een storm die in het noordwesten van ons land woedde
in september 1509 is er aan de dijk bij de Keins een houten
Mariabeeldje aangespoeld. Op de website van de Christoforus-
parochie staat de volgende aantekening:
Omstreeks het jaar 1510 spoelde op de Westfriese dijk een houten Ma
riabeeldje aan. Het zou van de voorsteven van een Portugees schip zijn
geslagen. Gelovigen ontfermden zich over het Mariabeeldje, maakten
het beeldje schoon van zeewier met het water uit de dichtstbijzijnde put
en gaven het een plek in een huisje op de dijk. Er vonden een aantal
wonderlijke gebedsverhoringen plaats. Dit was de aanleiding om daar
in 1519 een kapel te bouwen, waarin het Mariabeeldje werd geplaatst.
Jaarlijks mocht er binnen de grenzen van de parochie Schagen een
processie met het Mariabeeld worden gehouden. Ook de put waarin
het beeld na vinding gereinigd was, werd in ere gehouden. Want het
water uit de put heeft op verschillende mensen een geneeskrachtige
uitwerking gehad.
Toen de protestantse reformatie ook hier terrein won, werd de kapel in
1586 door een zékere Taet Gerritz verwoest. De kinderen van deze
watergeus hebben door boetedoening getracht goed te maken wat hun
vader had misdaan. Na die tijd is er niets meer vernomen van het
beeld en de kapel. Het beeld bleef eeuwen spoorloos tot een onbekend
gebleven familie het Mariabeeld toevertrouwde aan het Westfries
Museum in Hoorn. Blijkbaar hebben mensen het beeld tijdens de
beeldenstorm tijdig in veiligheid gebracht. Het beeld is voor onderzoek
naar het Catharijnen-convent in Utrecht gebracht. Het onderzoek
zou hebben uitgewezen dat het beeld rond 1475 is gesneden. Het is
gemaakt uit eikenhout en is minimaal één keer overgeschilderd. Boven
dien bevatte het beeld zoutkristallen, wat het vermoeden, dat het hier
om een boegbeeld van een schip gaat, zou kunnen bevestigen. Maar het
bewijsmateriaal is niet waterdicht. Het Mariabeeld staat thans weer in
het Westfries Museum.
De Mariadevotie heeft na de afbraak van de kapel een bescheiden
voortbestaan gekend rond de waterput. In 1924 heeft de pastoor van
Schagen, J. Heeswijk, het stukje grond gekocht waarop de waterput
was gebouwd. In hetMariajaar 1954 heeft pastoor Brouwer het initia
tiefgenomen om de Mariakapel te herbouwen. De toenmalige bisschop
van Haarlem monseigneur J.R. Huiberts, zelf een groot Mariavereer-
der, gaf toestemming tot de bouw op 23 augustus 1954.
De nieuwe kapel is gebouwd door Jozef Overtoom uit Schagen en het
21
De Trapweg en het bruggetje gezien
vanaf de dijk. Foto uit 1979.