krijg je een stuk om als snoepje op te zuigen.
Het hoogtepunt van de week is de markt op donderdag. In de
winkelstraat staan de kramen met groentes, kruiden, zaden en
jonge aanplant. De haringkar staat er, lappenkramen en potten
en pannen niet te vergeten. Maar ook landbouwwerktuigen,
werkkleding voor alle soorten weer en werkelijk alles voor
paarden. Ik blijf altijd staan bij de klompenmaker die zo handig
uit een ruw blok hout een klomp snijdt.
Hoe maak je een linker en een rechterklomp in precies dezelfde
maat zo uit de losse hand, vraag ik me met verbazing af Op de
grond staat een uitstalling van mooi geel met rood beschilderde
klompen. Daarop klossen alle boeren uit de omgeving en treffen
elkaar tussen de koeien en paarden op het marktplein. Ze lopen
tussen de hokken van ongeverfde houten planken, slordig
bijeengehouden door ruw touw. Daarin is op de straatstenen
een bed van stro gelegd. Daarop staan schapen met hun
lammetjes, varkens met kleine biggetjes, bokken en geitjes.
Op deze dag kan ik niet kopje duikelen op de ijzeren koeien-
stangen. Er wordt een ander spel gespeeld: 'handjeklap'! De
boeren en slagers onderhandelen over het vee. Ze prikken met
bamboe wandelstokken onderzoekend in de flanken van het
vee en slaan op de dikke billen. Dan houdt één zijn hand op en
degene die biedt, bevestigt zijn bod met een ferme klap op de
hand van de ander. En vice versa. Om en om gaan de handen.
Luid klinken hun stemmen. Hebben ze ruzie? Worden ze het
eens, dan eindigt het in een handdruk en ze gaan naar 'De
Beurs' om de koop te beklinken. Daar houden de notaris en de
veearts aan een vaste tafel hun wekelijkse spreekuur. De boeren
beklinken hun handel met een brandewijn met suiker én een
notarieel contract en een gezondheidsverklaring.
Na afloop neemt de slager zijn aanwinst aan een touw mee naar
de slagerij. Als een varken gillend door onze straat wordt
voortgetrokken, stop ik mijn vingers in mijn oren omdat ik het o
zo zielig vind. Een keer brengt een boer zijn paard ter slacht naar
de slager waar ik op mijn beurt sta te wachten. Ik zie de paniek
in zijn ogen tussen de hangende karkassen van andere dieren. Ik
ben huilend naar huis gerend en mijn moeder heeft gelukkig
begrip voor de lege boodschappentas.
De Paasvee-tentoonstelling is de climax van het jaar. Dan wordt
ook het kleinvee geshowd: bizarre konijnenrassen en uitheemse
pluimveesoorten dingen om de eerste prijs. Die dag is koffiehuis
'De Beurs' in zijn ware element. Het lijkt te bollen van trots met
z'n schoongewassen ramen en met was ingewreven tafels. En er
is levende muziek. Aan het eind van de dag is iedereen een
beetje of stomdronken. Boven het koffiehuis woont mijn
grootmoeder. Op deze dag wordt zelfs in haar huiskamer zitting
gehouden door sigaren rokende notabelen. Als ik die kamer
binnen durf te gaan, krijg ik genoeg sigarenbandjes om
bladzijden te vullen in mijn plakboek.
Het verhaal gaat dat Sijtje de Veer - zo heette ze - zich liet schaken
door haar verboden liefde Cor Boontjes. Zij groeiden op in een
tijd waar alles nog met paarden ging. De paardenstalhouderij
vormde een twee-eenheid met het koffiehuis waar ook logies
geboden werd. En toen de auto's kwamen, was mijn grootvader
in Schagen de eerste trotse bezitter van een automobiel, zo rond
1930. Ook kreeg 'De Beurs' de eerste telefoonaansluiting met
het simpele kiesnummer 1
Maar dat was ver voor mijn tijd. Ik mocht als klein meisje mee
naar Tjallewal, naar de boerderijen van ome Jaap en ome Jo de
Veer om melk, eieren en groente te halen voor 'De Beurs'. Ik zie
dat nog levendig voor me: ik zit achterin de open laadbak van de
jeep. Heen en weer geschud en met haren vol van wind kom ik
aan. Even kijken in de koeienstal of er een kalfje geboren is, dat
zuigt zo gulzig aan je hand. Of in de schuur om te kijken of er
weer biggetjes geboren zijn. En ja hoor, daar liggen in het stro
wel 12 stuks op een rijtje langs de warme moederbuik, als de
peulen in een sperzieboon. De koeienstal wordt schoongespo-
ten en een stroom van poep en stro wordt zo richting compost
gestuurd. Oom Jaap balanceert op een éénpotig krukje en
houdt zich in evenwicht met zijn wang tegen de buik en zijn
handen om de uiers van de koe. Ik krijg een emaillen schaal in
mijn armen gedrukt en mag eieren rapen in het kippenhok.
Langs de buitenmuur lopend zie ik het houten rek waar de
zilverkleurige melkbussen op hun kop te drogen staan, deksels
erboven op als een reuzenafwas. Na het melken wordt de melk
vanuit de zinken emmer schuimend door een zeef geschonken.
"Wil je een beetje?", vraagt ome Jaap en hij schept een beker vol
warme melk uit deze overvloed. Heerlijk smaakt de rauwe melk
zo uit de koeienuier! De boerderij van omejo staat even
verderop. Van omejo weet ik dat hij als boer in de politiek actief
was. Hij was een goede vriend van Sicco Mansholt, die minister
en later Europees Commissaris van Landbouw was. In de
oorlog zat Mansholt ondergedoken in zijn schuur, en niet in de
Wieringermeer zoals het boek 'De graanrepubliek' van Frank
Westerman vermeldt. Ook zaten ze samen in het verzet. Later
was omejo zijdelings betrokken bij het opstellen van het
Memorandum, ofwel het Plan Mansholt.
De technologische vernieuwing raakte in een enorme stroom
versnelling na de oorlog, tot in de huishoudens toe. Een stroom
van landbouwmachines, keukenmachines, wasmachines,
drogers, mixers, boor- en zaagmachines veranderde de samenle
ving. Maar tegelijk kwam een tegenbeweging op gang. Ik werd
lid van de Kabouterpartij die aangevoerd werd door Roel van
Duin. In Paradiso in Amsterdam zat ik achter de trapnaaima-
chine om kleding van ongebleekt katoen maken. De huidige
biologische landbouw is in die tijd geboren, maar moest nog
heel wat weerstand overwinnen. Begrijpelijk, gezien vanuit de
oudere generaties, die zich de armoede nog levendig konden
herinneren. Toen ik een weeftoestel en een spinnewiel aanschaf
te en ook nog eens zelfbrood ging bakken, begin jaren '70,
reageerde mijn moeder geschokt: "Kind, dat MOESTEN wij in
de oorlog!"
Koffiehuis De Beurs. Dat is van
mijn familie en daar ligt mijn jeugd.
19