Groenlandvaarder door vrouwen overstag geworpen
en Schepenen Huisduinen van 12 november 1686 blijkt dat hij
dan al als commandeur actief is en getrouwd met Neeltje Heer-
ties. Uit het gegevensbestand van Poortvliet komt te voorschijn
dat een Claas Keucken tussen 1680 en 1704 voer op het schip
'Het Noordse Bos'.
Zijn zoon, Claas Claasz Keuken, getrouwd met Trijntje Louris
Dogger, moet zijn geboren rond 1680. Hij vaart als comman
deur tussen 1701 en 1725.
Ook dit echtpaar krijgt een zoon die luistert naar de naam Klaas.
Ook hij heet dus Klaas Klaasz Keucken. En ook hij is actief als
commandeur op Groenland en wel tussen 1741 en 1776. Hij
vangt - dit volgens de opgave van Van Santé - in al die jaren
20624. walvis en die leveren 7043 vaten spek op.
Bij Piet Dekker vinden we dat hij op lónovember 1764 gegoed
was voor een kapitaal van f 20.000,-. Op 14 maart 1760 kocht
hij de boerderij Sluiswijk aan de Grote Sloot in Zijpe. Hij is als
commandeur behoorlijk gefortuneerd geraakt.
Hij huwde met Anna Claas Mulder in 1740 in Den Helder. Zij
kregen o.a. de al genoemde dochter Neeltje.
Deze Klaas Keucken overleed in 1781 te Oudesluis. Althans
daar wordt voor hem de impost op begraven betaald op 10
december 1781. Anna Claas Mulder overlijdt in 1765 en is
begraven in Den Helder (impost betaald op lOmei 1765).
13. Jan Simonsz Walig
Deze commandeur heeft nadat hij was gestopt met varen lange
tijd in Schagen gewoond, kocht er een huis, bezat er land en was
er vele jaren burgemeester.
Maar voordien was hij commandeur voor directeur/rederij
Claas Taan en Zn. uit Zaandam vanaf 1773 tot 1797.
In 1795 vaart hij niet uit in verband met de inval van de Fransen.
In 1797 vaart hij opnieuw uit, maar nu voor Pieter Onne Brou
wer uit Emden. Hij lijkt van directeur/reder veranderd te zijn,
maar deze Brouwer uit Emden in Duitsland (Oost-Friesland)
is een dekmantel voor de Claas Taan en Zn. uit Zaandam. De
Nederlandse reders/directeurs moesten een truc bedenken
om het uitvaartverbod te omzeilen. Ze schiepen denkbeeldige
rederijen in het buitenland, maar de schepen voeren voorname
lijk uit Nederlandse havens uit. De Engelsen trapten er al heel
gauw niet meer in. Waligs schip is ook dit jaar de America'. Hij
heeft geluk, hij wordt niet aangehouden door de Engelsen en
dus ook niet opgebracht naar een Engelse haven om vervolgens
gevangen gezet te worden. Dat was wel het lot van een flink aan
tal Nederlandse, zogenaamd Duitse ofDeense commandeurs
en hun bemanningen.
In de jaren 1798 tot en met 1801 is er in het geheel geen walvis
vaart. En de beide laatste jaren dat dat nog wel het geval is, 1802
"Op 19 november 1813 waaide Hollands vlag van
Schagens kerktoren en op de 21ste betrad de
toenmalige leraar der hervormde gemeente, ds. De
Keizer, de kansel met de geliefde oranjekleur op de
borst".
Met deze zin begint het boekje dat Jacob Denijs Jzn
vijftig jaar later schreef over de gebeurtenissen die
zich in Schagen hadden afgespeeld tijdens de fees
telijkheden die na de aftocht van de Franse troepen
in het najaar van 1813 plaatsvonden. Hij deed dit, bij
gebrek aan geschreven bronnen, aan de hand van
verklaringen van oude Schagenaars die het allemaal
hadden meegemaakt.
De toegangswegen naar de stad werden versierd
met de erepoorten, die opgeslagen waren na het af
gelaste bezoek van Napoleon, en op het Marktplein
verrees een met oranjeappels versierde vrijheids
boom. Schagen vierde uitbundig feest, een feest
dat helaas verstoord werd door een groep uitzinnige
burgers die de klok begonnen te luiden en daar niet
mee stopten. Dag en nacht ging het gebeier door,
tot ongenoegen van vele Schagenaars. Plotseling
echter verstomde het klokgelui en werd Schagen
opgeschrikt door een donderend geraas; de klepel
was losgeraakt, door twee zolders heen naar bene
den gestort en lag toen op de stenen vloer onderin
de toren. De luiders, die als door een wonder on
gedeerd waren gebleven, voelden zich beroofd van
hun speeltje.
De sterksten tilden de klepel op en in optocht gin
gen ze naar de woning van burgemeester Walig en
eisten onmiddellijke reparatie.
Chroniqueur Denijs vervolgt nu:
"De heer Walig echter is, gelijk de meeste ingezete
nen, het klokkespel hartelijk moede en ongenegen
onmiddellijk aan de begeerte der klepeldragers
te voldoen, 't Komt van de zijde der verzoekers
natuurlijk tot hoge woorden en dreigementen; doch,
ditmaal hebben zij hun man gevonden. De oude
Groenlandvaarder die in het hoge noorden waar 'De
wintervorst zijn zetel heeft opgeslagen' in menige
storm, bekneld tussen vreselijke ijsvelden, of met
verplettering bedreigd door 'rotsen louter ijs, die
topzwaar overhellen', de dood moedig onder ogen
heeft gezien, is niet de man die een hoop rumoer-
makers bevreesd maken, maar wijst hen kort en
gebiedend de deur, door die handeling, menen wij,
onze oren de zo gewenste rust verzekerende. IJdele
hoop! Wat mannen niet kunnen verkrijgen, zullen nu
vrouwen beproeven, en 't zal te bezien staan, of de
man, die ijs en golven tartte, bestand zal zijn tegen 't
vlijen en dreigen der Schager Eva's.
Helaas! de Adams zijn er in zesduizend jaren nog
maar weinig op gebeterd, en de 'heren der schep
ping' nog altijd de slaven der vrouwen; de klepel
geschiedenis bewijst dit weder op zegenvierende
wijze. Immers de maire eindigt met toegeven, en
weldra voeren de kenaus van het dorp het teken
harer overwinning in kluchtige processie een paar
malen rondom de kerk."
15