Detail van de vorige afbeelding. Voor het slachten werd
gebruikgemaakt van dit slagersgereedschap.
met attestatie van Petten is gekomen Jacob Koek. De datum is
22 november 1726. Hij is gehuwd met Elisabeth Bluzée. Ook zij
kwam op die datum met attestatie van Petten naar Schagen.
Het huwelijk met Elisabeth Bluzée had plaats in september
1722 in Petten, de inschrijving van het huwelijk had plaats op 19
september. Zij was de dochter van Abraham Bluzée en Mar
grietje Hendriks du Rieu. Abraham Bluzée was kastelein, secre
taris, rentmeester en landmeter van de Hondsbossche en baljuw
en schout van Petten. De vrouw van Jacob Koeck was dus niet
de dochter van de eerste de beste en Jacob Jacobsz Koeck moet
dus een geschikte huwelijkskandidaat zijn geweest.
Zij kregen in Schagen vijf kinderen, van wie er in ieder geval
vier vroeg stierven. Abraham, gedoopt op 6 juli 1727 moet zijn
overleden voor 12 juni 1729 toen er opnieuw een Abraham
gedoopt werd. En ook deze zoon stierf jong. Op of vlak voor 26
december 1730 kwam er immers opnieuw een zoon ter wereld,
opnieuw Abraham gedoopt op de genoemde datum. Hoe
lang deze geleefd heeft, is niet bekend. Ofhij is gestorven voor
vijf januari 1733 (de datum waarop voor het eerst in Schagen
impost op begraven wordt genoteerd) ofhij is niet overleden in
Schagen.
Op 2 maart 1732 wordt hun dochter Margrietje gedoopt,
vernoemd naar haar Elisabeths moeder, voor haar wordt impost
op begraven betaald op 1 juli 1735. Vlak daarvoor was haar
zusje Cornelia - gedoopt op 19 mei 1735 - geboren. En deze
Cornelia is nog geen jaar later overleden, de impost voor haar
begraven wordt betaald op 31 maart 1736.
Over Jacob Jacobsz Koeck is verder in de Schager doop-,
trouw- en begraafboeken niets te vinden. Wanneer en waar hij is
overleden, is nog niet bekend.
Hoe zat het met zijn commandeurschap? Hij voer op Straat
Davis, de zeestraat tussen Groenland en Canada. In de jaren
1720 tot 1724 voer hij voor de directeur Jan Spanjers uit
Amsterdam op het schip de JuffrouwJohanna', in de daarop vol
gende drie jaar voor de directeur Pieter Jansz Sem uit Zaandam
op het schip 'De 2 Gesusters'.
Op 22 november 1727 wordt zijn vleet, zijn walvisvangst
gereedschap, geveild in Westzaan, zoals blijkt uit de stukken die
in het Oudrechterlijk Archief Westzaan zijn te vinden, inventa
risnummer 1744.
Het is duidelijk dat hij alleen nog uitvoer in het jaar van zijn
huwelijk en daarna niet meer. Wat hij is gaan doen voor kost, is
niet duidelijk.
4. Garmet Adriaansz Roos
Roos is in dienst van de Hoornse Commercie Compagnie uit
Hoorn en vaart als commandeur naar Groenland in het jaar
1721In dat jaar 1721 is zijn schip, de "Schagen" genaamd,
verloren gegaan. Zoiets gebeurde met enige regelmaat, doordat
het verging in een storm of doordat het ingesloten raakte in het
ijs, omhoog gedrukt werd en al kantelend gekraakt werd en ten
onder ging eenvoudigweg doordat het kapot gedrukt, inge
klemd in het ijs.
In de jaren erna, tot 1729 vaart hij voor Pieter Maartsz Hout-
tuijn uit Hoorn op het schip 'West-Vriesland". In 1725 vangt
hij ook een cajelot, of cachelot tand, kies), het gaat om een
potvis.
12