Architect Chris Dekker uit Schagen,
ontwerper van boerderijen
J.N. de Wit
Behalve de architecten Vlaming en
Keesman is er in de periode 1925-1955
een architect in Schagen actief geweest,
die zich naast utiliteitsbouw vooral heeft
beziggehouden met het ontwerpen en
tekenen van boerderijen. Het is de wat
minder bekende architect Chris Dekker.
In ieder geval minder bekend dan beide
hiervoor genoemden, hoewel hij binnen
de bebouwing van Schagen ook enige
omvangrijke opdrachten heeft uitge
voerd.
Chris werd op 13 januari 1890 in
Heemskerk geboren. Z'n ouders waren
Daniël Dekker uit Heemskerk en
Geertuida Blom, 'n modeste uit Anna
Paulowna. Na zijn opleiding tot bouw
kundige trouwde hij op 17 november
1920 ook in Anna Paulowna met Anna
Stammes, die daar op 26 januari 1891 op
'n boerderij aan de Boermanswegwas
geboren als dochter van Jacob Stammes
en Antje Kreijger. Na hun huwelijk ves
tigden zij zich eerst in Tilburg, waar
Chris het beroep van bouwkundig teke
naar uitoefende. Vijfjaren later verhuis
den ze naar Schagen, waar Chris een
architectenbureau begon in een woning
aan het Plantsoen D161. Hij kocht het
pand op 2 december 1925, waarna hij het
volgens onderhandse akte van verkoop
door notaris Pieter de Boer uit Schagen
op zijn naam liet overschrijven.
Boerderijbouw
Chris Dekker heeft zich vooral bezigge
houden met boerderijbouw. De ontwer
pen van zijn hand zijn moderner van
opzet en door hun rode pannendak ook
duidelijk herkenbaar tussen de traditio
nele boerderijen. Vóór 1900 werd de
boerderijbouw vooral nog bepaald vol
gens de eeuwenlange bouwtraditie, die
door dorpstimmerlieden en metselaars
werd doorgegeven. Maar na het in wer
king treden van de woningwet in 1902
onder het kabinet Pierson, kwam daar
schoorvoetend verandering in. Als gevolg
van die wet werden de gemeenten ver
plicht om bouwverordeningen op te stel
len, waardoor elke bouw en
verbouwopdracht onder toezicht van de
overheid kwam te staan, De wet werd in
het leven geroepen naar aanleiding van
de vaak zeer slechte hygiënische en
mensonterende toestanden in huurwo
ningen, voornamelijk in de grote steden.
Door de beginnende industrialisatie was
er een enorme toeloop naar de steden
ontstaan, om aan de vraag naar arbeids
krachten te voldoen. De arbeidersgezin
nen kwamen daar veelal in handen van
huisjesmelkers terecht. De burgerhuisjes
werden door de eigenaren met houten
schotjes of muurtjes in meerdere vertrek
ken verdeeld, zodat er uit financieel
gewin meerdere gezinnen bij elkaar in
veel te kleine ruimten werden gepropt.
De woningwet voorzag niet alleen in de
controle op deze wantoestanden, maar
ook op kwaliteitsverbetering van nieuw
bouwprojecten. Vanzelfsprekend kreeg
ook het platteland met die wet te maken.
De boerinnen, die eeuwenlang in het ach
terom aan de kaastobbe hadden staan
ploeteren en de vaat hadden gespoeld op
de boenstoep aan de slootkant of bij de
pomp boven de waterput, begonnen ook
te verlangen naar wat meer wooncomfort
en vooral beter drinkwater. Het liefst
regenwater dat werd opgevangen door
dakpannen, in plaats van het bruine teer-
water van een rieten dak. Zij verkozen de
nacht door te brengen in een ledikant in
'n frisse slaapkamer, in plaats van in een
bedstede. Een wc binnenshuis zou ook
hen eindelijk kunnen verlossen van de
gang naar het "gemak" boven de sloot.
Vooral een keukentje met een aanrecht
vóór op de lange regel was een wens. Die
luxe kon alleen verwezenlijkt worden
door het opofferen van een paar koestal-
10