zelfs afnam. Menige edelman moest daar
door fors inleveren of zelfs verkopen.
Na 1650 veranderden de opvattingen van
de rijke stedelijke burgerij snel. Men liet
zich wel verplaatsen in een eigen koets en
voer wel met het eigen jacht vanuit de stad
naar het buitenhuis en sommige stedelijke
regenten gingen zover dat zij een door een
op zwart zaad zittende edelman te koop
aangeboden heerlijkheid aankochten com
pleet met bijbehorende titel. Daarmee
kwam de stedelijke elite op wat vanouds
het terrein was van de adel. Zij hadden de
heerlijkheden vaak al generaties lang in
erfelijk leen - ooit door de vorst ermee
beleend als beloning voor trouw en bewe
zen diensten voerden er het bestuur en
leefden deels van de opbrengsten ervan.
Tijdens de Gouden zeventiende Eeuw nam
de rijkdom van kooplieden en regenten
snel toe, terwijl menig edelman door de
nood gedwongen een stap terug moest
doen. Er vonden fundamentele verande
ringen plaats in de Republiek der
Nederlanden.
De familie Van Beijeren van Schagen
tijdens de Gouden Eeuw
De adellijke familie Van Beijeren van
Schagen behoorde tijdens de zeventiende
eeuw tot de rijke elite van de Republiek der
Nederlanden. En dat terwijl zij tijdens de
Reformatie rooms-katholiek waren geble
ven, met alle nadelen van dien.
Zoals zoveel edelen woonden ook leden
van de familie met grote regelmaat in Den
Haag. Een aantal van hen is dan ook terug
te vinden in de Haagse belastingkohieren.
Aelbrechtvan Beijeren van Schagen (1577
-1638) was door vererving heer van
Schagen, had het pluimgraafschap van
West-Friesland in eeuwige erfpacht en was
bovendien baljuw van Kennemerland. Als
heer van Schagen mocht hij zich feitelijk
eigenaar noemen van de Heerlijkheid
Schagen en ook van het Slot Schagen,
maar hij bewoonde doorgaans zijn huis in
de Nieuwstraat in Den Haag. Hier bleef
zijn echtgenote, Theodora van Wassenaer
van Duivenvoorde, met wie hij in 1603
trouwde, na zijn overlijden ook wonen. De
katholieke Aelbrechtvan Schagen werd -
tegen alle regels in - op 2 augustus 1618 in
de Ridderschap beschreven.
Waarschijnlijk had hij dit voor een edel
man niet onbelangrijke feit te danken aan
zijn zwager Johan van Wassenaer van
Duivenvoorde die zeer goede banden
onderhield met raadpensionaris Johan van
Oldebarnevelt. Aelbrecht wordt in de
Haagse belastingkohieren van 1627
genoemd meteen geschat vermogen van
400.000 gulden, wat volgens de hiervoor
getoonde tabel neer komt op zo'n slordige
4.000.000 euro. Vreemd genoeg staat de
bij deze schatting behorende aanslag op
naam van 'de vrou van Schagen met haar
ongehoude dochter'. Misschien verbleef
de heer des huizes op dat moment langdu
rig elders en deed Theodora tijdens die
periode de administratie?
Ok Aelbrechts jongere broer,Diederik van
Beijeren van Schagen, deed het erg goed.
Hij was door vererving heer van Oud- en
Nieuw Goudriaen geworden, maar woon
de vrijwel het hele jaar in Den Haag, op een
steenworp afstand van zijn broer, in een
kapitaal pand op de hoek van de
Nobelstraat en de Oude Molstraat. Het
inmiddels gerestaureerde pand staat in
Den Haag nu bekend als het Nobelhuis.
(We schreven eerder over dit pand: Önze
lieve heer op zolder, de Kakelepost jrg. 20,
nr 2, okt. 2005, blz. 10-17.) Deze heer
Diederik gold als een van de rijkste man
nen van Den Haag. In de belastingkohie
ren van 1627 staat hij bermeld met een
fiscaal vermogen van 300.000 gulden. In
1654 blijkt zijn fiscaal vermogen te zijn
opgelopen tot zelfs 500.000 gulden.
Het kon echter snel veranderen. Vooral in
adellijke kringen, waar status en stand
zo'n belangrijke rol speelden binnen het
leefpatroon dat men onverantwoord hoge
kosten maakte.
Zo ook binnen de familie Van Beijeren van
Schagen.
Aelbrechts oudste zoon Willem van
Beijeren van Schagen erfde, zoals
gebruikelijk,de heerlijkheid Schagen van
zijn vader.Hij trouwde met Anna van
Matenesse en na haar dood met Anna van
Losecaet van Scherpenzeel. Door tot nog
toe onverklaarbare oorzaken raakte
16