De belastinggegevens uit de 17e eeuw
geven zelden de werkelijke situatie weer.
Net als tegenwoordig gaf men niet graag
teveel op en kwam belastingontduiking
voor. Bovendien waren de controlemoge
lijkheden van de overheid toen, in vergelij
king met nu, zeer beperkt.
Daar komt bovendien nog bij dat de poli
tieke machthebbers in het belastingstelsel
van de 17e eeuw de mogelijkheid hadden
het vermogen van henzelf, hun familie en
hun vrienden naar omlaag bij te stellen,
net zo goed als zij ook de macht hadden
het fiscale vermogen van hun politieke vij
anden te verhogen. Dit soort 'afrekenin
gen' vonden vooral in de grote steden
regelmatig plaats. In kleinere gemeen
schappen waren de vermogens van de 'rij
ken' algemeen bekend en viel er dus erg
weinig te malverseren.
In een aantal gevallen zijn de vermogens-
gegevens bekend uit zowel de belastingko
hieren als uiteen nalatenschap. Het
werkelijke vermogen blijkt dan vaak
anderhalf tot twee keer zo hoog te zijn als
het opgegeven fiscale vermogen
In de loop van de zeventiende, Gouden
Eeuw nam het aantal 'zeer rijken' sterk toe.
In verhouding tot het aantal inwoners was
Den Haag de rijkste stad binnen de
Republiek. In 1627 werden daar 9 huis
houdens aangeslagen voor een vermogen
van meer dan 200.000 gulden; een halve
eeuw later, in 1674, waren dat er 34. De
Oranjes en de buitenlandse vertegenwoor
digers vielen buiten de belastingplicht; het
werkelijke aantal 'zeer rijken' was in Den
Haag dus beduidend hoger.
Rijkdom is relatief, is altijd tijdgebonden.
Het is dan ook interessant om na te gaan
hoe de zeventiende-eeuwse fortuinen zich
verhouden tot onze tijd. Een mogelijke
benadering is de koopkracht van de gul
den in de 17e eeuw uit te drukken in euro's
van nu. Onderstaande tabel geeft deze ver
gelijking, waarbij is uitgegaan van een ver
mogen van 200.000 gulden - een
vermogen waarmee men in de 17e eeuw
behoorde tot de 'zeer rijken'.
Koopkracht van guldens van toen in euro's
anno 2005
Jaar
guldens
euro's 2005
1600
200.000
2.6 miljoen
1625
200.000
2.1 miljoen
1650
200.000
1.6 miljoen
1675
200.000
1.7 miljoen
1700
200.000
1.7 miljoen
Als gevolg van de inflatie was een vermo
gen van 200.000 gulden in de tweede helft
van de 17e eeuw aanmerkelijk minder
waard dan in 1600. Het scheelt in onze
euro's bijna 1 miljoen.
Deze vergelijking zegt echter nog niet veel
over de werkelijke waarde. Wat kon je
ermee doen? Hoe lagen de lonen in die
tijd?
Een goede ambachtsman verdiende in het
westen van de Republiek der Nederlanden
ongeveer 300 gulden per jaar. Een vermo
gen van 200.000 gulden was dus grofweg
gelijk aan 670 jaarlonen.
De Gouden Eeuw telde een flink aantal
zeer, zeer rijken. De schattingen beginnen
bij de Oranjes met 25.000.000 gulden,
waarna nog zo'n 15 miljonairs van toen
volgen; de lange rij van 'zeer rijken' loopt
dan met kleine stapjes terug tot de
genoemde 200.000 gulden.
Verworven rijkdom en macht
De Gouden Eeuw was een periode van
enorme economische groei en bloei.
Kooplieden werden snel rijk door de enor
me buitenlandse handel. Bovendien waren
ook grootschalige binnenlandse handel en
industriële productie sectoren waar groot
geld in was te verdienen. De Republiek had
in de hele 17e eeuw nog een decentrale
staatsvorm; alle gewesten waren in hoge
mate zelfstandig, alleen gemeenschappe
lijke belangen werden centraal behartigd.
Door de enorme economische groei ont
kwam men echter niet aan een steeds
omvangrijker organisatie op landelijk
niveau. De Republiek was voortdurend in
oorlog en leger en vloot vereisten nu een
maal een efficiënt werkende staatsmachi
ne. Het aantal hoge ambtelijke
functionarissen in leger, vloot en staats-