I) E
natuurlijk onderhouden worden en zo
ontstonden de waterschappen. In eerste
instantie had iedere boerderij een stuk
van de dijk te onderhouden: de verhoef-
slaging (van hoeve). Dit werd gecontro
leerd door de dijkgraaf
(vertegenwoordiger van de graaf) en de
heemraden (vertegenwoordigers van de
landeigenaren). Al in een vroeg stadium
ging de overheid zich dus bemoeien met
de waterhuishouding, ze moest wel. Een
voorbeeld hiervan is de poging onder
graaf Dirk VII in 1200 de Rekere bij
Eenigenburg af te sluiten. Dit lukte ech
ter pas in 1264.
Dat het menigmaal toch fout ging, en het
water zich als vijand gedroeg, blijkt bij
voorbeeld in 1421 tijdens de Sint-
Elizabethsvloed. De duinen bij Petten
braken door. Dit levert misschien wel een
van de mooiste anekdotes van het boek
op. De parochiekerk stortte in waarbij
400 mensen de dood vonden. Het doosje
waarin de heilige hosties bewaard wer
den (de ciborie) werd in Bergen terugge
vonden tezamen met andere
kerkschatten. Toen het werd geopend
bleek de inhoud veranderd in rood stof
dat op geronnen bloed leek. Dit moest
natuurlijk het bloed van Christus zijn. In
Bergen wordt deze gebeurtenis nog
regelmatig herdacht met een stille
omgang. Deze gebeurtenis was ook de
aanleiding voor de aanleg van een kust
verdediging die uiteindelijk resulteerde
in de Hondsbossche Zeewering.
Ook de inpoldering komt aan bod.
Natuurlijk de grote droogmakerijen als
Schermer en Beemster. Maar ook minder
bekende polders zoals de oudste,
Burghorn bij Schagen. In 1457 kreeg
Willem de Bastaard, heer van Schagen,
toestemming van landsheer Filips de
Goede om het gebied te bedijken. Ook
aan de inpoldering van de Zijpe (1597)
wordt de nodige aandacht besteed, even
als aan de negentiende eeuwse Waard- en
Groetgronden en de Anna
Paulownapolder en een eeuw later de
Wieringermeer. De geschiedenis van de
bemaling wordt uitgebreid beschreven,
van windmolen tot elektrische gemalen.
Tevens is er de nodige aandacht voor de
bouw van dijken.
In het hoofdstuk over de binnenvaart en
de zeehavens in Holland wordt uit de
doeken gedaan waarom Holland rond
1500 economisch zo belangrijk werd
(waardoor de 'Gouden Eeuw' kon ont
staan). Er worden drie oorzaken
genoemd. Door de middeleeuwse veen
ontginningen nam de agrarische produk-
tie toe en groeide de bevolking. Deze
bevolking ging naar de steden omdat
men van de landbouw tegelijkertijd over
schakelde op de veeteelt en deze was
minder arbeidsintensief. Een tweede oor
zaak is er in gelegen dat het politiek
onrustig was in het Sticht (Utrecht) waar
door de langeafstandshandel naar het
westen verschoof. Tenslotte nam de han
del over de IJssel (een Hanzeroute) ook af
door de steeds slechtere bevaarbaarheid
van deze rivier. Verderop wordt uit de
doeken gedaan waarom Rotterdam op
een gegeven moment de fakkel qua
haven- en handelsstad overneemt van
Amsterdam.
U heeft het al gemerkt het is moeilijk in
het kort de essentie van dit boek te vatten.
Dit moeten de schrijvers niet als kritiek
opvatten, in tegendeel, het boek geeft een
prachtig overzicht van Holland en het
water maar is tegelijkertijd zeer rijk aan
details, kortom een prachtig naslagwerk
voor eenieder die het gebied en warm
hart toedraagt.
Hollanders en het water.
Twintig eeuwen strijd en profijt
ISBN 009789065509734
geïllustreerd (in kleur),
2 delen in/oedraal
39,00
Op de kaart links
van Joost Jansz
(beeldhouwer,
beeldsnijder, bilhamer)
is goed te zien hoeveel
water er omstreeks
1600 in onze
omgeving was.
Onder redactie van
Elco Beukers
Met bijdragen van:
dr. D. Aten,
dr. J.J.J.M. Beenakker,
prof.dr. GJ. Borger,
drs. M.A. de Bruyn,
dr. R.P. de Graaf,
dr. W. van der Ham,
drs. A.A.S. van Heezik,
prof.dr. P. Huisman,
prof.dr. K.J.P.F.M.
Jeurgens,
dr. W. Klinkert,
drs. P.J.M. Martens,
drs. R.G. de Neve, dr.
L.HJ. Sicking,
E.K. Spits,
dr. M. van Tielhof.
7