C. Asjes
)l'i/Iuj/mÜSlIIAOMN.
Noten
1 - Zie RJ.M. van de Pol,
Meester Maarten Visser.
De Kakelepost, maart
1996, blz. 24.
2 - Vader van Athur
Chamberlain; de man
van München, 1938.
3 - Schager Courant, 14
juli 1898, pagina 2.
4 - Zie bijv. Schager
Courant van 22 februari
1900.
5 - Gegevens over per
sonen en hun beroep
verkregen van Ruud van
de Pol.
6 - Richard Jansen
Naar wij vernemen,
De Verzuiling in
Schagen 1850-1925.
Eigen uitgave van doc
toraalscriptie, juli 1988,
pag. 120-123.
7 - Schager Courant,
9 mei 1901.
8 - Schager Courant,
20 juni 1901.
9 - Ontstaan uit namen
als Jan van Breda,
Gerard van Velsen, Piet
van Vliet.
10 - Een andere versie
met interpretatie luidt:
Engelland (de hemel)
is gesloten, de sleutel
is gebroken (door de
zondeval). Is er dan
geen timmerman, die
de sleutel maken kan?
(Christus).
Waarom Engeland aanviel
De reden van de aanval is gele
gen in de Slag bij Doggersbank
tijdens de Vierde Engelse Oor
log (1780-1784). De Engelsen
komen in 1909 wraak nemen
wegens de eertijds geleden
verliezen. Admiraal Zoutman
(g) kreeg in Nederland veel lof
toegezwaaid, hoewel deze slag
op 5 augustus 1781 objectief
gezien onbeslist eindigde.
Gelijkspel voelt soms als een
overwinning. Het was Neder
lands laatste zeeslag in Europa.
Na deze (verloren) oorlog was
de rol van Nederland als militaire mogendheid
definitief uitgespeeld.
De schutters van de sociëteit
In het gedicht legt Visser enkele keren op func
tionele wijze een relatie met het beroep van de
leden der sociëteit. Meurs (22) was koopman
in granen; hij zal geen koren meer leveren aan
Engeland. Vader (22) was manufacturier; hij
levert geen kaki meer. De Dokter (19) moet L.F.
Koelman zijn geweest. De verbandlost die hij
nodig heeft, krijgt hij van Ritman (ig), apothe
ker in Schagen van 1899 tot 1901. Oudenhoven
(29) die een briefkaart van de Prins van Wales
onderschept, was in werkelijkheid directeur
van het postkantoor. 'Foreest, de rechtsge
leerde schutter' (20) is Mr. Dirk van Foreest,
die kantonrechter te Schagen is geweest. Gerrit
Muijs was dierenarts. Visser vergelijkt Muijs
tweemaal met Piet Joubert (11, 30) en stelt
hem zo voor als de grote leider. Hij was dan
ook voorzitter van de sociëteit?. Timmerman,
Koelman Co (37) beheerden de Westfriesche
Bank.
Andere personen noemt hij zonder een relatie
te leggen met hun beroep of functie. Berman
(17) was burgemeester, C. Visser (18) oud-bur
gemeester, Van der Maaten (18) en Schenk (21)
waren raadsleden4.5
Schietvereniging
De Roos van Schagen
In een lijst van Schager verenigingenvinden
we Sociëteit De Vereeniging, opgericht in 1897.
Visser ondertekent het gedicht als secretaris
van deze club en hij spreekt de leden van deze
club toe. In de kop van het gedicht heeft hij
het echter over de Witte Sociëteit. In bovenge
noemde lijst vinden we ook Schietvereeniging
De Roos van Schagen met het jaartal 1900. De
oproep naar een vergadering te komen om
tot de oprichting te geraken van een schiet
vereeniging verschijnt in de Schager Courant
van 4 oktober 1900, gevolgd door een tweede
vergadering op 23 oktober, een goedkeuring
bij koninklijk besluit7 en een vergunning van
B W een schietinrichting op te richten aan de
Laagzijde^, gedagtekend op 18 juni 1901.
Toen Visser het gedicht schreef was Schietver
eeniging De Roos van Schagen nog niet opge
richt. Maar die zat er waarschijnlijk wel aan te
komen. Visser heeft dus ook de naam Witte
Roos verzonnen en zijn gedicht heeft mogelijk
de oprichting van een schietvereniging ver
sneld.
Het bestaan van schietverenigingen werd in die
tijd gestimuleerd om de 'volksweerbaarheid' te
verhogen.
Toelicht bij de tekst
Van (6) betekent; familienaam9.
- John Buil (22); personificatie van de Engelse
natie.
- Bij raakt hij (Engeland) weer zijn sleutel kwijt
(25) zal Visser gedacht hebben aan de regels
Engeland is gesloten, de sleutel is gebroken
uit het kinderrijmpje Witte zwanen, zwarte
zwanen.10
- rijk en wijd vermaard (30) is waarschijnlijk een
woordspeling met wijd en zijd. De verklaring
van rijk vinden we in 37.
-werd al, wat vijand was genomen(33). Al wat
vijand was, werd overmeesterd.
- maar (36). Alleen maar, slechts.
Het gedicht staat in de wij-vorm en Visser
spreekt zijn medeleden meermalen aan:
meneeren (3), ge weet het, mijne heeren (6),
ge weet het, vrienden (24). Hij schept zo een
sfeer van wapenbroeders onder elkaar. Zoveel
mogelijk leden van de Sociëteit zal hij genoemd
hebben. Wat zullen de mannen genoten en
gelachen hebben! AI waren hun schutterspres-
taties verzonnen, in een heus gedicht werden zij
toch maar als helden afgeschilderd! Natuurlijk
wilden zij een afschrift van de voordracht. Als
gevolg daarvan kunnen wij honderd jaar later
nog nagenieten.
/l' V i/uitUUSdlAOEN'
Schenk
18