Heldendaden van Sehager schutters
Een gelegenheidsgedicht wordt meestal door de dichter zelf voorgelezen. Hoe meer
het gedicht is toegesneden op de situatie en de toegesproken personen, des te groter
is het succes. De toehoorders ontvangen graag een afschrift van het gedicht om
nog eens na te lezen en na te genieten. Een buitenstaander die de tekst onder ogen
krijgt, geniet er vaak minder van: hij mist de interpretatie die de dichter door zijn
voordracht toevoegde en begrijpt niet elke toespeling, omdat hij niet alle feiten kent.
Dat wordt nog eens versterkt als die lezer ruim honderd jaar later het gedicht leest.
Henk Kok
Het gedicht dat M. Visser, onderwijzer te Scha-
gen1schreef en voordroeg op 24 februari igoo,
behoeft dus enige toelichting. Het gaat over de
heldendaden van de leden van de schuttersver
eniging de Witte Sociëteit, die met ongeveer 28
man de inval van een leger Engelsen in het jaar
1909 bij Schagerbrug wisten tegen te houden.
Visser beschrijft deze toekomstfantasie ach
teraf, dus alsof de gebeurtenis al heeft plaatsge
vonden. In 38 strofen van 4 regels (ze zijn door
mij genummerd, zodat ik ernaar kan verwijzen)
noemt hij de leden bij naam. Dat hijzelf ook lid
is, blijkt uit de wij-vorm.
Boerenoorlog
In het gedicht staan veel namen en feiten die
verwijzen naar de Boerenoorlog in Zuid-Afrika.
Oom Paul (1) is dus Paul Krüger. Blijkbaar heeft
Visser de berichten over die oorlog op de voet
gevolgd; de Sehager Courant schreef toentertijd
hierover in de rubriek "Transvaal". Generaal
Piet Joubert (11,30) had met zijn boerenleger
op 15 december 1899 grote verliezen toege
bracht aan de Britten bij de rivier de Tugela
(27) in Natal. De Britten stonden onder leiding
P. Meurs
ScHAGEK
van Sir Bulier (12, 27, 34). Lord Roberts (12,
15,27,34) was een andere legerleider die later
overwinningen behaalde voor de Britten, maar
dat kon Visser nog niet weten. Tijdens deze
(tweede) Boerenoorlog (1899-1902) was Joseph
Chamberlain2 (34), in het gedicht ook Joe (28)
genoemd, de Britse minister van koloniën. Of
de Prins van Wales (28, 34) in Zuid-Afrika heeft
gevochten, is me niet bekend. Hij zal er zeker
geweest zijn. Hij hield van reizen en had daar
alle tijd voor, omdat zijn moeder, koningin
Victoria (35), hem geen officiële rol gunde. Ook
stond hij bekend als gokker; vandaar dat hij in
het gedicht door vier slimme Sehager schutters,
die wellicht ook verwoede kaarters waren, in
de val kan worden gelokt (32). Victoria stierf in
1901. Ze was toen 81 jaar. Visser had gedacht
dat ze 1909 nog wel zou halen. Lord Rhodes
(28, 34, 37) exploiteerde goudmijnen, was een
steenrijke diamanthandelaar en Eerste Minister
van de Kaapkolonie.
Zoals de Boeren dekking konden zoeken achter
de 'kopjes', hoge alleen liggende heuvels, zo
opereren onze schutters vanachter hooioppers
(13) en de West-Friese Dijk (23).
Een Kaffer (29) fungeert als
boodschapper te velde. De tram
voert materiaal aan (21). Visser
gaat er hier vanuit dat er in 1909
een tram rijdt tussen Schagen
en Schagerbrug. Plannen hier
voor waren er al in 1890, maar
de tram reed pas in 1913.
In de Eerste Boerenoorlog
(1880-81) waren de Britse
soldaten in hun helder rode
uniformen een gemakkelijk
doelwit voor de scherpschutters
van de Boeren; in de Tweede
waren ze gekleed in kaki, zoals
we kunnen horen in het lied
Sarie Marais: Ek was zo bang
dat die kakies mij sou vang. De
manufacturier Vader (22) wil
daarom geen kaki meer leveren
aan Engeland.
W. Vader
:reenitjing"
17