JcRcLCjWl
ihuis op
ig five"
Dr het
- al zijn er
aan.
lodat er
loet aan de
aen - als
;i I4I5
i eigen
hoe klein ook
;t eeuwen
ïecht
dsbestuur ook
jlagt op het
Van der Aa in
lenboek der
Het eerste
1 inderdaad
kerkhof aan.
o klein dat er
orde
eren. De
van het
inden dan
ts op het koor
egen kerk.
tauwelijks
eweestvoor
elijke dienst
dj moetje dan
tan een
et opbergen
Een
tuisje dus,
beeld nog
choorl.
Waarschijnlijk sprak de vierschaar wel
recht in het gebouwtje. Het was tenslotte
de officiële zetel van het stadsbestuur.
Het is des te waarschijnlijker,omdat in
het bewaard gebleven Handvest van 6
augustus 1427 in artikel 9 wordt bepaald
dat het recht gedaan zal worden op "tien
roeden na den kerkhove". Men was
verplicht de rechtzittingen plaats te laten
vinden binnen een straal van ongeveer 37
meter vanaf het kerkhof. Het oudste
raadhuisje voldeed aan deze eis.
Bovendien is een ander gebouw
nauwelijks te vinden: in de kerk mocht
geen rechtgesproken worden, een kroeg
kwam niet in aanmerking en het kasteel
vertegenwoordigde een andere macht.
Als deze veronderstelling klopt dan
bezitten we een afbeelding van dit eerste
raadhuisje van Schagen in de
verzameling van de schatrijke,
Amsterdamse lakenkoopman Andries
Schoemaker. Hij was een verwoed
verzamelaar van topografische
tekeningen. Hij maakte eigenhandig
tekeningen, maar nam op zijn zomerse
tekenreizen ook wel beroepstekenaars
als Cornelis Pronk en Adriaen de Haen
mee. Schoemaker bezocht in 1725,1726
en 1727 Schagen en verbleef dan in de
herberg De Moriaen, waar hij, volgens
zijn eigen aantekeningen, "goed gemack"
had gevonden. In 1726 tekende hij
't Rechthuys te Schagen.
De rechtspraak was via het stadsrecht
nauwkeurig geregeld. Het al eerder
genoemde Handvest van 1427 laat daar
geen twijfel over mogelijk.
Er werd recht gesproken door een
vierschaar, bestaande uit een drietal
schepenen en de schout. De schout
fungeerde als voorzitter, hij "spande de
vierschaar". Hij maakte geen deel uitvan
het stadsbestuur, hij werd benoemd door
de heer van Schagen als handhaver van
justitie, van recht en wet dus. Instructie
en executie waren in zijn handen; anders
gezegd: hij deed het vooronderzoek, ,t Rechthuys te
formuleerde de aanklacht en droeg zorg Schagen in 1726
voor de uitvoering van het vonnis. gezien door de ogen
Vanaf het begin maakt men onderscheid van Andries
tussen rechtspraken over poorters en Schoenmaker.
niet-poorters. Voor poorters worden de
zittingen eens per veertien dagen
gehouden; voor niet poorters houdt de
vierschaar iedere maandag zitting. Men
vond het zeer ongewenst dat niet-
poorters langer dan nodig binnen het
rechtsgebied van Schagen moesten
blijven. Men sprak dus recht op vaste
dagen, behalve als de heer van Schagen
bij een procedure betrokken was, want
"dan sal men rechten tot alle tijden".
De rechtspraak was openbaar. In veel
steden werd recht gesproken met open
raam meteen brandende kaars zolang als
de zitting duurde en boven het hoofd van
Vrouwe Justitia aan de muur van het
"nieuwe" raadhuis zou de bel geluid
worden als de zitting begon.
Een poorter die voor de vierschaar moest
verschijnen werd twee weken voor de
zittingsdag gedagvaard door de schout of
de gerechtsbode. Hij diende verplicht
aanwezig te zijn in het incomen van
stadthuys ende voorts inde rechtcamer"
op het moment dat hij werd ïngeeyscht"
door de schout zelf of de gerechtsbode.
Wat er gebeurde als de gedaagde niet
verscheen is niet helemaal duidelijk:
uitstel naar een datum die de vierschaar
7