Hollebol en Lollepot
Karei Numan Door de landmeters van het eerst
aangelegde kadaster is de banne Schagen
verdeeld in zes secties, geletterd A tot en
metG. Zij waren aan het werk gegaan in
het begin van de 19e eeuw, nog in de tijd
van het Franse bestuur en op grond van
de richtlijnen van de Napoleontische
decreten. De eerste resultaten ervan zijn
prachtig vastgelegd door Pieter Leek in
tekeningen die hij maakte of voltooide in
1819. Deze zeer grote tekeningen (van
80 cm bij ruim 1,5 meter) zijn schitterend
door kleur en detail. Ze bevinden zich in
het Regionaal Archief Alkmaar in
Alkmaar. De kadastrale opnames zijn
voltooid in de jaren 1826-1832, samen
met de Oorspronkelijke Aanwijzende
Tafels. Dit zijn de lijsten waarin de
namen van de bezitters van grond en
huizen staan genoteerd, de omvang en
soort van hun bezit in vierkante meters
en de categorieën en tarieven die voor de
belasting op hen van toepassing zouden
zijn. Voor Schagen zijn deze opmetingen
en tafels gemaakt door S.P. van Diggelen.
Ze zijn te vinden op de website 'De Woon
omgeving'. Noch op de tekening noch in
de tafels zijn veldnamen vermeld.
Alle percelen in de secties A tot en met G
hebben een nummer gekregen.
Het nummer op de tekeningen van Pieter
Leek is hetzelfde als het nummer op de
tekeningen van Van Diggelen.
Het verschil is dat Leek ook het aantal
vierkante meters en het daarbij horende
aantal garsen, snesen en roeden (de oude
maten) heeft genoteerd in zijn kaarten.
De verpondingsboeken van Schagen,
de voorgangers van het kadaster en de
tafels, hebben gefunctioneerd tot
ongeveer 1830. In hetverpondings-
registervan 1803, het laatste
verpondingsboek dat is gemaakt in
Schagen en de opvolger van het register
van 1686, staan aantekeningen van
wisseling van eigenaar tot in de jaren
1829 en 1830.
De volgorde van de nummering in deze
verpondingsregisters wijkt geheel af van
de volgorde waarin de landmeters van het
kadaster 'door het land liepen'.
De indeling in 'secties' is een totaal
andere, de nummering dus eveneens,
terwijl daarnaast dus ook nog eens de
volgorde van opnemen geheel verschilt.
Wel staan er in deze
verpondingsregisters een paar honderd
namen van landjes, onze veldnamen.
Wie wil weten - en dat willen we! - welk
landje welke naam droeg, moet dus de
verpondingsregisters van 1686 en 1803
op de goede manier op de kadastrale
opnames van 1819 tot 1832 leggen. En
daar zit hem nu net het probleem. Het
lijkt het meest op een puzzle waarvan alle
stukjes zijn ontdaan van alle
'uitstulpingen 'en 'inhammen'. Niets
past meer precies, de kleuren niet, de
maten niet.
De verponders gebruikten garsen, snesen
en roeden (1 gars is 12 snees, 1 snees is 20
roeden). Hoeveel vierkante meter is een
roede? Dat verschilt per streek, en in een
streek ook per gemeenschap. Volgens
Pieter Leek - door zijn aantekeningen in
de kaarten kun je dat makkelijuk
uitrekenen - telt een roede 11, 54 m2.
Maar is het ook zo? Vergeet het maar. De
praktijk is veel weerbarstiger. De grootte
van een roede loopt uiteen van 11 m2 tot
12 m2 en alles daartussen.
Bovendien hebben al die percelen
gewisseld van grootte, door opsplitsing,
samenvoeging, nieuwe opsplitsing,
andere samenvoeging. In grote trekken
bleef hetzelfde wat in de details in de
loop van de tijd aanmerkelijk is gaan
verschillen. Het resultaat is dat bijna
niets meer echt 'past'.
In de verpondingsregisters staan
begrenzingen van een aantal percelen
aangegeven. Landje x lag naast eigenaar
P ten zuiden, eigenaar Q ten westen en
4