Veldnamen in Schagen
Karei Numan Schagen, de banne van Schagen, kent
vele veldnamen. Namen van straten,
wegen, waters, sloten, landerijen,
boerderijen en buurtschappen. Een
aantal kennen we uit dagelijks gebruik.
Wie komt er niet af en toe langs de
boerderijen Priggedik en de Vennik? Wie
rijdt er niet zo nu en dan langs het
Zeegebuurte, het Zeugebuurtje?
Boodschappen doe je op de Hoogzijde of
de Laagzijde, op de Loet, het Noord, het
Rensgars, de Nieuwstraat, de Laan, enz.
En natuurlijk kennen we allemaal de
Dorpen, de Keins, de Hale,
Cornelissenwerf, Hemkewerf,
Muggenburg, Burghorn en Avendorp.
Mogelijk is niet iedereen bekend met de
Santvenne, Tjaersdorp, Immerhuizen,
maar iedereen kent de Waldervaart, de
Grotewal, deïjallewallerweg, de
Menisweg. Was de Loet nu eerst een
water, of een weg? En de Hoep, wat
betekent dat? De Laan, de Begijnelaan,
was dat een water of een pad? En waar
begon het Avendorperlaantje? Waar lag
de 'vijver' bij het slot?
En de kagen, die Schagen telt, waarom
heten die zo? En waarom heet de een de
Oude Caeg en de ander de Nieuwe Caag,
en de volgende de Oldermanscaeg, de
Harmenkaag, de Neskaag, de
Misselkaag, Oosterkaag, de Westerkaag
om er een paar te noemen. Wie weet nog
waar Bouweerom was? En de poldertjes
de Lieg en de Paet, waar lagen die? En
waarom werden ze zo genoemd? Waar
lag de Quattel?
Waaraan dankt de Bonkelerdijk, vroeger
de Bonkelderdijk, zijn naam? Werd daar
gebonkt of gebonkeld?
De Ommerswiel, de Brekom, de Ruimte,
de Gouw, hoe zit het daarmee?
En dan die landjes, en hun vele
wonderlijke namen, hoe kwamen ze
daaraan en wat betekenen ze? 't Ooghmer
lantje, Den Weelighen Bergh, Platven, de
Witvoet, de Outven, Delke, de Heenven,
Sleepkclant, 't Haelke, de Boonven, de
Soole, de Kruijmele, de Strooke,
Schuttersventje, om er een paar te
noemen zo rondom in de landen van
Schagen.
Als we ze een beetje groeperen, dan komt
er een beeld te voorschijn van het land
zoals het was.
Let op de de volgende namen: dorp,
burg, werf, allemaal verhoogde plaatsen,
of een natuurlijke of een opgeworpen
verhoging.
Let ook op de veel voorkomende namen
'ven' of'ventje' en 'del'. Dat zijn
'kuilen'in het land, verlagingen waarin
water staat. Deze namen komen zoveel
voor, dat je het land voor je ziet alsof je in
een veenland staat (Connemara,
Peakdistrict, Fochteloërveen), met bulten
van zand of zware klei met bewoning
erop en daartussen lagere delen met
daarin lage delen. Sommige van die
hogere plekken met elkaar verbonden
door natuurlijke omstandigheden
(zandruggen) waarover je van de een naar
de ander kunt, andere (de meeste) met
elkaar verbonden door paden die over
dijkjes liepen. De dijkjes op hun beurt
liggend langs wateren en sloten.
We moeten er maar vanuit gaan dat al die
namen voor het eerst gegeven zijn door
de oorsponkelijke bewoners en
gebruikers, die nauwkeurig wisten
waarom ze aan dat stuk land die naam
gaven. Als het ging om de naam van een
oorspronkeljke eigenaar of gebruiker t
(b.v. Jan Duijmkersven, Jan Phillipsven,
Rosendael, Aerjen Claesz lant), dan kom
je er nog wel uit, als je tenminste die
oorspronkelijke gebruiker of eigenaar
kunt achterhalen. Maar als het gaat om
de landjes met namen als 't grijs,
sickacker, sulkelant, de kneppel, de
breetsven, pelsersven, dan wordt het al
wat moeilijker.
De eerste taak die je je moet stellen is de
plaatsing van al die namen op een
bruikbare kaart. Die kaart is de eerste
kadastrale kaart die gemaakt is in de
jaren 1826 -1832 ter wille van de heffing
4