manschappen gezocht voor de
oprichting van enkele compagnieën
kannoniers-kustbewaarders. Het
moesten mannen zijn van 25 tot 45 jaar,
gezond van lijf en leden. Op de door het
gemeentebestuur samengestelde lijst
staat Pieter de Leeuw vermeld als 25-
jarige werkman. Hij deed zich jonger
voor dan hij was. Hij wilde kennelijk
graag in militaire dienst en dat lukte
hem.
Het militaire leven beviel hem kennelijk
goed want na twee jaar als dienstplichtige
gediend te hebben nam hij vrijwillig
dienst in het Nederlandse leger waar hij
bij verschillende legeronderdelen diende.
Vanaf 1814 diende hij bij het 14e Batailjon
van Linie, eerste compagnie tot hij er in
de zomer van 1817 vandoor ging.
De redenen en plaats van zijn vertrek zijn
niet bekend. Hij is dus spoorloos tot op
5 september 1817 hij zich in de Duitse
plaats Erfurt meldt om zijn visum te
verlengen. Hier komt men er achter dat
hij niet Pieter de Leeüw uit Thoren(?) is
zoals in zijn papieren staat maar een uit
het leger gedeserteerde Hollander. Hij
werd opgesloten en ondervraagd. Uit de
verhoren bleek dat zijn laatste
woonplaats Schagen was waar zijn vrouw
en kind nog woonden.
Op 15 november 1817 ontving de
'Wohllöbliche Polizei Behörde' dus
burgemeester Arie Denijs, een brief uit
Erfurt waarin hem verzocht werd om bij
de vrouw van Peter Leeüw te informeren
of de bijgevoegde verklaring van Pieter en
de persoonsbeschrijving klopten zodat
zijn identiteit vastgesteld kon worden.
Uit de schriftelijke verklaring kennen we
zijn levensloop en uit de persoons
beschrijving weten we hoe hij uit zag.
Hij zag er gezond uit, had een gemiddeld
postuur en was "funf fuss und vier zoll"
(168 cm) lang. Zijn haarwas blond en
groeide tot zijn voorhoofd. Ook zijn
wenkbrauwen en baardharen waren
blond. De blauwe ogen stonden in een
ovaal gezicht met een ronde kin, een
lange gebogen neus en een gewone
mond met gezonde tanden.
Bij zijn arrestatie droeg hij een blauw
gestreepte linnen broek en jasje, een
blauw stoffen vest, schoenen en een
ronde hoed.
Hij sprak een Hollands dialektwatook
blijkt uit de wijze waarop hij de naam van
zijn geboorteplaats uitsprak namelijk
Gisp, de oude benaming van Jisp. In de
persoonsbeschrijving en in zijn
verklaring staat "Te Gisp" als
plaatsnaam. Op de vraag waar hij
geboren was zal hij geantwoord hebben:
"Te Gisp". En de ondervrager zal dat als
volledige plaatsnaam hebben opgevat.
Hij zegt dat hij in 1817 achtentwintig jaar
oud is. Als dat waar zou zijn was hij wel
op erg jonge leeftijd getrouwd en in
militaire dienst gegaan. Het is de Duitse
'Polizei Direktor' niet opgevallen.
Op 5 februari 1818 geeft Arie Denijs aan
de 'Koninklijke Pruisische politie-
directeur' het volgende antwoord:
heb ik de eer U.Ed. te berujten, dat het
opgegeuene van Pieter de Leeuw voor zooveel ons
kennelijk is en zijn kan, overeenkomstig de
ivaarheid is, en zoo als in het bij hem ondertend
stuk van den 15 november 1817 staat."
Het was dus Pieter de Leeuw uit Schagen
die in Erfurt opgesloten zat. Helaas zijn
er geen stukken gevonden waaruit op te
maken valt hoe het verder met hem is
gegaan. Heeft hij een visum gekregen om
nog langer in Erfurt te blijven of is hij
naar Holland teruggestuurd om voor de
krijgsraad te verschijnen. Misschien is er
nog iets over hem te vinden in de
militaire archieven in Den Haag.
Zeker is dat hij naar Schagen is
teruggekomen want op 13 juni 1841
kwam zijn zoon Dirk samen met
buurman Den Adel op het gemeentehuis
aangifte doen van het overlijden van zijn
vader om half een 's morgens in de
woning aan de Laagzijde nr. 124.
Zijn vrouw Jannetje Simons Bos overleed
op 29 mei 1848 in het RJK wees- en
armenhuis aan de Molenstraat. Haar
overlijden werd aangegeven door twee
medebewoners van het huis de 62-jarige
Jacob Zomerdijk en de 61-jarige
Louwrens Bruin.
Bronnen:
RAA,
Schagen 1814 - 1940,
Inv. nr. 1356
Stukken betreffende
justitiële onderzoeken
naar in Schagen
wonende c.q.
verblijvende personen,
1817-1849
De nazaten van
Adrianus Crelissen
de Leeuw, Wormer
families, 1997.
Eenheden, constanten
en conversies,
http://home.hetnet.
nl/~vanadow/index.
html
In Nederland werd
bij besluit van de
Koning van Holland
op 18 februari
1808 de Rijnlandse
voet vastgelegd op
0,3139465 m.
In Pruissen werd de
Pruissische Rijnlandse
voet (Fuss) bij besluit
van 16-05-1816
vastgesteld op
139,13 Parijse lijnen
wat overeenkomt
met 0,3138535 m.
De Fuss (voet) was
onderverdeeld in
12 Zoll (duim).