de jonggezel buiten zou komen, maar omdat hij niet kwam, ging ik met mijn melkemmertje maar weer naar huis. Daar kreeg ik op mijn kop, omdat ik de melk niet geleverd had. Opa vertelde nog dat de jongezel tijdens de oorlog ijzeren plaatjes onder zijn klompen had geslagen om het slijten tegen te gaan. Dan had je de boerderij van Gootjes. Daar heb ik nog eens met mijn opa en oom Jan aardappelen moeten sorteren voor de export. De aardappelen moes ten ongeveer dezelfde grootte hebben en ze mochten ook niet ziek of kapot zijn. Ook hebben we eens wittekool uit een schuur op wagens geladen mid den in de winter, toen had je nog geen warme kunststof handschoenen, maar alleen maar wollen, die waren in korte tijd drijfnat en ijskoud, waarbij je handen tintelden. Mijn opoe zei dan dat ik mijn handen in mijn haar moest steken, dan werden ze weer snel warm. Maar soms moest ik wel huilen van de pijn. Dan had je de brug over de sloot met direct daar na rechts het huis van Wiersma (bestaat ook niet meer). Tegenover het huis had je een klein weggetje (nu Loosdijk) waar een Klaas X woonde, de familienaam weet ik niet meer. Het was bijna tegen over het huis van mijn opa, maar er lag een sloot tussen. Later is er iemand gaan wonen die kunstmatige insemi natie deed bij de koeien van de boeren. Vroeger bestond dat nog niet. Als dan een koe 'tochtig' was moest zij naar de stier. Dan ging ik mee als kleine knul. We moesten dan naar een boer over de spoorlijn naar een boer die een stier had. Die klom dan op de koe, dat had ik nog nooit gezien. Op het platteland begreep je al gauw hoe de wereld in elkaar zat. Verderop had je dan rechts de boerderij van Koning (die is, geloofik, afgebrand), die hadden verschillende dochters maar die speelden niet met ons want we had den niet hetzelfde geloof. Ik was katho liek en zij waren protestant. In die tijd ging je dan niet met elkaar om en moch ten de kinderen zelfs niet spelen met elkaar. Dat vond ik wel jammer, want de oudste dochter beviel me wel. Verderop had je dan nog de boerderij van Borst. Daarna was het te ver weg. Net als over de spoorlijn, dat was ook te ver weg. Tolke Soms gingen we van Alkmaar met de bus tot aan de bushalte op de Provincialeweg, dan moesten we een stuk lopen. Maar met de trein was het ook een stuk en dan gin gen we langs de spoorlijn wat eigenlijk niet mocht, maar het was een stuk korter. Dicht bij het huis van mijn opa had je nog een soort koe boet, waar Aris Zijdewind er een koe in had. Hij had ook nog een stuk bouwland. Som hielp ik hem met aard appelen rooien. Aris Zijdewind kwam uit Tolke, een gehuchtje ten zuiden van Tjallewal. Ik mocht Aris wel. Hij had altijd wel iets leuks te vertellen. We had den zelfs een versje op hem gemaakt: "Aris bombaris je neus staat krom, geef me 'n stuiver, dan staat ie weerom". In Tolke had je ook de kruidenier. In zijn winkeltje kon je van alles kopen, maar je kon er niet in ronddraaien, zo klein en vol was het. 'Paut' zeiden ze in plaats van Paul. Die kwam elke week langs om de bestellijst op te halen en na een paar dagen de waren te brengen. Eens moest ik op een zondag van mijn oom Jan naar Tolke om tabak te halen want hij had geen rooktabak meer. Dan moest je tegen over het huis naast de sloot over kleine bruggetjes lopend naar Tolke. Toen ik achterom ging om aan te kloppen, lag daar de hond voor de deur. Toen ik wilde aankloppen, beet hij in mijn hand en ik brulde het uit. De kruidenier kwam bui ten en haalde mij binnen in de kamer waar ze met bezoek aan het eten waren. Mijn hand werd verbonden en ik kreeg een snoepje, zonder de 'Van Rossem's Troost' voor mijn oom te vergeten ging ik weer op huis aan. Later ben ik nog twee keer door een hond aangevallen en gebe ten. Honden kan ik nu niet meer zien. Soep met kluif Ook kwam een keer per week de slager langs uit Schagen. Die nam dan ook de bestelling op en bracht het dan een paar dagen later. Maar vlees werd niet alle dagen gegeten. Een keer per week kregen we koelappen zo taai als ik weet niet hoe. 5

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kakelepost - Schagen | 2005 | | pagina 7